Overzicht artikelen


AJEKO-MODELLEN?

Een vondst die opnieuw vragen oproept! Zijn er nog meer raadsels rond de Ajeko-productie?


Ik ontving van Hannie H. een paar foto’s die mij verbaasden. Na wat heen en weer gemaild te hebben bleek dat Hannie de afgebeelde voorwerpen gekocht had op een markt in Maastricht. Ze vond dat de voorwerpen als twee druppels water leken op Ajeko-versiering. De verkoopster vertelde Hannie dat ze de voorwerpen gekocht had in België en dat ze gebruikt waren om kerstballen te blazen. De twee mooiste heeft Hannie aangekocht en de derde heeft ze laten liggen. Welke vorm die had is mij niet bekend.

ajeko kerstman

De 6-puntige ster en kerstman zijn massief en van lood(legering) gemaakt. Zoals u kunt zien zit er aan de bovenkant een uiteinde dat lijkt op de hals van de Ajeko-versiering. De hals waar later het glasoogje aangeplakt wordt.

ajeko kerstman

De stervorm komt overeen met die welke ik afgebeeld heb in mijn “Kerstversiering uit de oude doos 1875-1975 deel 3” bij het hoofdstuk over Ajeko op blz. 41. De glazen kerstman is niet in mijn bezit maar de vorm lijkt op de Ajeko-kerstman die op een knijper zit. Verder is die Kerstmanvorm al vele tientallen jaren ouder dan de kerstman van Ajeko maar een beetje verzamelaar is dat wel bekend. Gaat het om modellen die in België gebruikt werden voor de traditionele versiering? Zijn er al andere Belgische glasblazerijen bekend die glazen kerstversiering maakten? Heeft daar al onderzoek naar plaats gevonden? Kom op Belgische verzamelaars, ga eens op onderzoek uit! Of zouden de voorwerpen toch met Ajeko te maken hebben? Ik wil een pogen wagen door wat gegevens en vraagtekens aan elkaar te koppelen.

Waar moet je beginnen om meer te weten te komen?

De schrijvers, Christiana van den Bosch en Leon Borré, van het Ajeko-boek ‘Het Glazen Oogje’ vermelden op de site; “is tijdens de verhuizing van de Ajeko-firma van Hemiksem naar Grevenmacher in Luxemburg, al het aanwezige materiaal, ook de kerstballen/figuren, meeverhuist. In Luxemburgstad zou alles verkocht zijn aan één winkel namelijk het 'Magasin Lassner' in de 'Rue de la Reine’. Deze winkel bestaat heden ten dage nog steeds! Dit weten we van de toenmalige eigenaar van de winkel. De man was toen wel in de waan dat deze ganse stock afkomstig was van een firma die bankroet was gegaan”.

Wat de schrijvers precies bedoelen met ‘kerstballen/figuren’? Is dat de oude voorraad glazen kerstversiering of gaat het (ook) om modellen die meegenomen werden? Vreemd is wel dat je eerst alles gaat inpakken, mee verhuist en dan in Luxemburg, zonder dat daar productie van het fraaie en goed verkopende product zou hebben plaats gevonden, alles verkoopt? Waarom neem je het dan mee? In België had het toch ook verkocht kunnen worden? Of wilde Alfred Jezelin het niet aan de concurrenten verkopen? Concurrenten waar hij eerder processen tegen voerde omdat zij zonder toestemming glazen versiering maakten met het glazen oogje waar Jezelin op 30 september 1943 octrooi op had gekregen? Dus, lees ook mijn deel 3, er moeten in België andere glaswerkplaatsen geweest zijn die kerstversiering maakten met een glazen oogje want anders hoef je ook niet te procederen? Toch?
Als de glasproductie van Ajeko? vanaf januari 1952 naar Luxemburg wordt verplaatst waar verdien je dan je geld mee? Waarom vraagt Jezelin eind 1950 voor Luxemburg een octrooi aan voor de belletjes met dwarsbalkje? Waarom moesten er glasblazers uit België mee? Glasblazers die o.a. opgeleid waren om kerstversiering te maken!! Dat deze maar kort in Luxemburg zijn gebleven en waarom is door mij op blz. 44-45 van deel 3 beschreven. Jammer is wel dat de schrijvers geen datum vermelden wanneer de ‘stock’ verkocht is. In de familiedocumentatie moet dat toch terug te vinden zijn? Zoals ik hiervoor al beschreven heb bevreemdt het mij dat alles meegenomen zou zijn naar Luxemburg en daar pas verkocht zou zijn. Ik heb het vermoeden dat de ‘stock’, zoals de schrijvers dat zo mooi noemen, pas verkocht is toen de fabriek in Luxemburg in 1954 failliet ging. Dan blijft nog steeds de vraag of het mogelijk is dat in de tijd tussen het vertrek uit België en het failliet gaan in 1954, er toch versiering gemaakt is. Ook gezien de vraagtekens rond het vertrek van de Belgische glasblazers, gegevens, dateringen en vreemde modellen die opgedoken zijn na het verschijnen van het tweede Ajeko-boek en waar de schrijvers totaal geen weet van hadden. In ‘Het Glazen Oogje’ op blz. 3 weten ze zelfs te vermelden dat het boek een overzicht is van ALLE gemaakte modellen en dat de zoektocht voltooit is!! Die uitspraken waren wel voorbarig!

ajeko mallenSteeds hielden de schrijvers mij dit voor toen ik bij hen thuis was en dat al de bij hun bekende gegevens afkomstig waren van de familie en ja, die weten alles nog precies en dat zou de waarheid zijn en niet anders? Hoe objectief is dit alles? Veel informatie hebben zij verkregen van de dochter van Jezelin. Dus uit de derde hand! Ik wil hier kort op ingaan. Tijdens mijn onderzoeken naar de Nederlandse productie sprak ik de vrouw van de toenmalige directeur van de VEBA. Ik kon haar zaken vertellen over de firma die zij nog nooit vernomen had. Toen zij navraag deed bij haar 84 jaar oude echtgenoot moest hij beamen wat ik haar verteld had. Het bleek dat niet altijd aan de ‘ontbijttafel’ alle bedrijfs‘geheimen’ besproken werden! Vrouwen werden in die tijd meestal buiten de zaken gehouden. Dat zal in België niet anders geweest zijn. En als dochter vereer je meestal je vader. Bekijk je het soms dan niet met een wat roze bril? Verder is bij de schrijvers nog bekend dat toen de productie in België plaatsvond er gebruik gemaakt is van metalen, gips en (Berken)houten mallen. Ze zouden op het hoogtepunt van de Ajeko-productie gemaakt zijn door Adolf Cauwenberg. Wie de mallen voor die tijd maakte is een vraagteken! En zijn de door hun genoemde mallen/ materialen van toepassing op de kerstversiering? Jezelin maakte namelijk veel andere voorwerpen van glas waar ook de mallen en modellen van aanwezig geweest moeten zijn.


In het openluchtmuseum van Gumbach (Z-Duitsland) is een uitstalling te zien van verschillende houten mallen. Aan de muur klemmallen zoals die ook in Bischofsgrün gebruikt werden (zie deel 3 blz. 8).


De (giet)ijzeren mallen zijn goed te zien op de film die verstrekt is bij de aankoop van het Ajeko-boek. Van houten mallen geen spoor! Ik weet alleen dat gietijzeren, maar ook houten mallen voor het maken van flessen gebruikt zijn nadat de kleimallen afgeschaft werden. Die houten mallen werden gemaakt van perenhout omdat die houtsoort minder vlambaar was waardoor de mallen langer meegingen. Vaak zie je nog in de wanden van de oude flessen de nerf van het hout! Zijn de houten mallen, waar de auteurs het over hebben, misschien door Alfred Jezelin gebruikt voor andere producten en zijn die meeverhuist naar Luxemburg?

Of ging het om houten modellen? Berkenhout is erg zacht en zal als mal snel verbranden maar om er een model uit te snijden is het erg geschikt. Het element dat men namelijk wenst te construeren voor een ijzeren mal, moet eerst in hout gemaakt worden.
Mallen en modellen worden als begrip makkelijk door elkaar gehaald. Dat houten mallen gebruikt zouden zijn voor kerstballen waar fijne reliëf op te zien is lijkt mij sterk. Door de grote hitte van het glas zouden dan de fijne groeven etc. snel verbranden en blijft er van het reliëf weinig over. Een houten mal waar ronde kogels in geblazen worden zodat je een vaste maat hebt zou nog kunnen maar of die in gebruik was? Een ijzeren mal lijkt meer geschikter zoals op de film ook te zien is.



Wat meer uitleg

Ik geef hier mijn eigen mening en vul wat aan uit de teksten die in “Het Glazen Oogje” staan. Tevens heb ik een paar momenten uit de film overgenomen om wat duidelijk te maken. De originele film is van slechte kwaliteit, waar Chris en Leon dus niets aan kan doen, maar ik hoop dat toch te zien is wat ik in de teksten probeer uit te leggen.

ajeko piekEen model is een positief van een voorwerp dat gemaakt moet worden terwijl een mal het negatief bevat waar in gegoten of waar mee gewerkt wordt. Op de Ajeko-film is een glasmaker te zien die een piek aan het maken is. De tweedelige gietijzeren mal heeft aan de binnenzijde de negatieve vorm van de piek. De glasmaker heeft met de blaaspijp een ‘post’ glas uit de glasoven geschept, blaast wat in de blaaspijp waardoor er een luchtbel in het vloeibare glas ontstaat. Na nog globaal wat narollen op de werkbank (welsblik) of slingeren in de open ruimte (het is maar hoe handig je bent) blaast hij soms grof het glas zoals het product/vorm er uit moet gaan zien. Naar gelang de ervaring/vakmanschap van de glasmaker heeft hij de hoeveelheid glas ingeschat die nodig is om het product te maken. Daarom kan de glasdikte van het product verschillen. Heeft hij te weinig glas uit de oven gehaald dan mislukt het maken van een goede kerstbal. De mislukking gaat bij het afval en wordt, zolang er maar geen gekleurd glas in verwerkt is, meestal opnieuw gesmolten en hergebruikt. De glasmaker begint opnieuw.


Een 25cm lange piek die bekend staat als de ‘Gouden Ajeko-piek’


Hij plaats het uiteinde van de blaaspijp met het stuk glas er aan in de open ijzeren mal. NADAT DE MAL GESLOTEN IS, blaast hij zodanig in de blaaspijp dat het glas de mal gaat vullen. Gaat het om een vorm waar geen reliëf of andere uitsteeksel aan zit dan draait hij tijdens het blazen de blaaspijp snel in het rond zodat de wanden van de bal mooi glad worden. Vaak zie je op gladde ballen wat strepen of kronkelingen in het glas. Dat komt door de afkoeling als het glas tegen de ijzeren wand van de mal aankomt. De mal wordt regelmatig met water gekoeld. Ronde of ovale ballen kunnen ook buiten de mal gevormd worden maar dan is vakmanschap wel vereist. De afmeting wordt dan vastgesteld door een simpel meetmalletje te gebruiken.


ajeko mal

De afgebeelde traditionele meetmal heeft een ruimte van 11cm.


Meestal maakt men echter gebruik van een mal waarvan de wanden glad of groeven heeft. Als voorbeeld de 5cm hoge tollen. De glasmaker kan het glas zondermeer ronddraaien. Er ontstaan geen problemen want de groeven zitten in de mal en door rond te draaien wordt er geen malnaad zichtbaar. Veel Ajeko-ballen zijn op die manier gemaakt. Je zult dus op dat soort ballen normaal gesproken geen malnaad aantreffen. Ook met een klemmal is dit resultaat te verwezelijken.


ajeko deukbal

De deukbal van 3,8cm heeft 4 x 3 deuken. Deze zijn duidelijk handmatig aangebracht buiten de mal en naar ik aanneem voor de gasvlam.

ajeko deukbal

Gaat het om een bal met reliëf dan zal het blazen plaatsvinden maar het draaien van de blaaspijp niet. Doordat in de mal het negatief is, bepaalt het vakmanschap van de glasmaker of de vorm er goed in/uit komt. Daarom dat een extra hoeveelheid glas dan van pas komt omdat anders de wand erg dun kan worden. Op de film opent een andere persoon de mal en de piek/bal is bijna klaar. De toevoeging van andere kleuren glas in piek of bal vindt buiten de mal plaats maar laat ik verder buiten beschouwing. De mond, spits en de eventuele spiegels van de piek worden gemaakt voor de gasvlam. De wat conische mond wordt er met een stompe puntmal ingedrukt zodat bijna alle pieken van Ajeko deze kenmerkende vorm hebben. Een piek die in een mal gemaakt is en daarin rond gedraaid; daarvan is de naad, waar de twee helften van de mal zijn afdruk heeft achter gelaten, niet meer te zien. Bij een bal met reliëf is de naad meestal nog prima te zien.


ajeko slingerbal

Een 5,5cm grote slingerbal waar aan de rechterzijde de gietnaad zichtbaar is. De groene beschildering heeft niet alles bedekt maar waarschijnlijk was dat de vrijheid die de schilderes had? Het schilderen was hoofdzakelijk vrouwenwerk en als hulpmiddel voor de lijnen maken op een bal werd een draaiende schijf gebruikt waar de glazen bal op geplaatst werd. Door het penseel er tegen aan te houden kwam er een mooie gelijkmatige lijn op de bal.


Na afkoeling va het glas wordt voor de gasvlam de rand van het halsje van de versiering verwarmd tegelijk met een dun glasdraadje. Zodra het glas stroperig is wordt het glasdraadje aan de hals geplakt en met een priem wordt het oogje in vorm gebracht. Regelmatig is te zien dat randen van Ajeko-ballen aan één kant van de hals wat scherper zijn dan aan de andere zijde. Dit heeft te maken hoe de persoon de bal draait voor de vlam. De één draait de bal(hals) helemaal rond voor de vlam terwijl een ander een halve slag maakt en dan alleen de ene zijde verwarmt voordat de glasdraad er aan geplakt wordt. Voor dit werk hoef je echt niet gestudeerd te hebben. Het maken van kerstversiering in een mal is ook niet wereldschokkend zoals veelal aangenomen wordt. Ik wil het nog anders stellen: het maken van glazen versiering gaat zo snel dat ervaring belangrijker is dan kennis. Het belangrijkste/mooiste van de Ajeko- versiering is dat het handmatig gebeurde en dat het meeste rechtstreeks uit de glasoven gemaakt werd. Niet zoals bij de Amerikaanse en Japanse industrie waar met omgebouwde machines, die daarvoor gebruikt waren om lampen te vervaardigen, een hoge productie bereikt kon worden. Deze producten zijn ook van dikker glas dan de traditionele kerstversiering (zie mijn deel 3).

ajeko glas blazen ajeko glas blazen ajeko glas blazen

Voor de gasvlam worden de spiegels in de Ajeko-versiering gemaakt. Plaatselijk wordt dan het glas verwarmd en men zuigt dan aan het steeltje zodat het verwarmde glas naar binnen wordt gezogen. Er ontstaan zo ribbels maar zijn die niet duidelijk genoeg dan kan ook gebruik gemaakt worden van een staafmal. Op de film is die niet te zien. Wel is mij bekend dat bij de E.N.G. en VEBA dit met een spijker!! gebeurde maar de spiegels in pieken werden met een mal gemaakt zoals op een (E.N.G.)film te zien is. De film is gemaakt in de werkplaats van de E.N.G. en we zien de medewerker, dhr. Backhaus, een piek maken. Dhr. Backhaus werd later één van de drie directeuren van de VEBA waar ook kerstversiering gemaakt werd. De VEBA-versiering week nauwelijks af van dat welke door de E.N.G. gemaakt werd (zie ook mijn delen 2-3). Daarom dat ik geen onderscheid tussen de versiering van die twee firma’s kan aantonen. Ik kom nog even terug op het maken van een spiegel in een bal. Gebruikten ze in Nederland een spijker, in Duitsland heb ik ze gebruik zien maken van een pen van leisteen en van glas!

ajeko staafmalJe zou denken dat het glas vast zou gaan plakken aan het al verwarmde glas maar dat is niet het geval. Op een demonstratiefilm is dat goed te zien. Meestal zien we puntmallen, die voor een spiegel te maken gebruikt worden, van gebakken klei of porselein.


Een paar staafmallen voor het maken van spiegels in pieken en kerstballen.


ajeko

Toen ik wat oude monsterkaarten bekeek zag ik, rechterzijde van de kaart, een paar voorwerpen die ook als mal gediend kunnen hebben. Als ik er vanuit ga dat glas niet vastplakt. (Met wat brainstormen kun je een heel eind komen!) Andere vormen op die kaart kunnen volgens mij de bloemen zijn die in een veer geplaatst worden met daaronder een knijper.
De monsterkaart ontving ik van Koos Egtberts.

ajekoWat (mij wel) opvalt in de Ajeko-film is het lange steeltje dat nog aan de bal zit. Je zou haast denken dat dit soort Ajeko-versiering als basis een glazen buis heeft gehad zoals dat ook bij de traditionele glazen kerstversiering in verschillende landen in gebruik was!
Bekend is dat Jezelin al vanaf het moment dat hij in 1938 in Schelle aan het experimenteren was met kerstversiering glasbuizen maakte o.a. voor laboratoria. Waarom zou men eerst vanuit de oven een bol/langwerpige vorm blazen, deze dan af laat koelen om daarna een andere persoon voor de gasvlam de spiegel er in te laten brengen! Direct met een dikke glasbuis werken voor de glasvlam gaat volgens mij veel sneller. Na 4 minuten is op de film te zien dat een medewerker bezig is om de stelen van ronde/ovale kerstballen af te halen. Stelen van wel 15-20cm lang! Zie je bij de ene afbeelding, waar voor de vlam de plaats verhit wordt waar de spiegel/deuk moet komen een buislengte van zo’n 6-8cm, op de tafel buizen van wel 15-20cm! Ik kan het natuurlijk mis hebben maar over de werkelijke wijze van produceren van Ajeko-producten en dan vooral uit de vroegste periode vanaf 1938 is nauwelijks iets beschreven. Wist de familie daar niets over? De film is van 1950 en als promotiefilm op de markt gebracht. Je zou toch denken dat als de familie zo goed alles nog weet dan zal er toch ook wel een bedrijfs/familiearchief aanwezig zijn? Vreemd is dat de samenstellers van het Ajeko-boek zich er van afmaken met: “wij zijn geen historici”! Jammer, want meer gegevens kunnen voor meer duidelijkheid zorgen! Soms heb ik echter de gedachte dat er iets verzwegen wordt maar dat zal wel aan mij liggen?

ajeko glas blazen ajeko glas blazen

ajeko kerstversiering

Dat er geen kwaliteitscontrole geweest is zien we aan de uitgezakte en onregelmatige ribben van o.a. de ‘paprika’s’. Net als bij de productie van de Nederlandse firma’s uit Nijmegen en Beek, E.N.G. en VEBA, is dat gelukkig de charme van het handmatig maken van kerstversiering.


Tot dusver mijn mening maar heeft u redelijke aanvullingen daarop zou ik dat graag vernemen.

Maar wat zijn dan de voorwerpen die ik in het begin heb laten zien en welke functie hebben zij gehad?

Zoals hiervoor al beschreven is gaf de inzendster aan:“ze lijken als twee druppels water op Ajeko-versiering’. Mallen zijn het dus niet. Dat ze iets met de kerstbalproductie te maken zouden hebben, zoals de verkoopster Hannie vertelde, lijkt mij niet uitgesloten. Maar in welke hoedanigheid? Heeft iemand de mal in plaats van glas met lood gevuld? De voorwerpen zijn positieven maar of de modellenmaker deze voor Ajeko gemaakt heeft? Zijn het originele modellen? Lood is makkelijk weer bij te werken zodat een nieuwe mal, als de oude beschadigingen/slijtage heeft, zo gemaakt is. Normaal worden modellen uit klei, hout of stukken was gesneden.

ajeko mal ajeko mal

Twee afbeeldingen uit de film van de firma Krebs uit Lauscha. Een modellenmaakster is bezig om met een scherp mes een kerstman en een beertje uit was te snijden. De modellen worden met gips of een andere materiaalsoort bedekt, gedroogd/verhit/gebakken waardoor het wasmodel verloren gaat.

ajeko mal

Door het model met gips/klei te bedekken kan door droging daarvan een positief gemaakt worden. Het origineel blijft met deze methode redelijk onbeschadigd. Een gedroogde gipsenmal is kwetsbaar en daarom wordt o.a. lijm aan het gips toegevoegd. Door dit te doen wordt het gips gladder en harder. Toch is er bij gebruik dan nog teveel slijtage en wordt het besmeerde model licht gestookt in een oven tot ongeveer 300 graden. Het originele model, als het van was is, gaat dan verloren. Vandaag de dag wordt er veel met rubber en siliconen gewerkt en hoe het vroeger ging?


Een 8cm lange halve mal met de vorm van een belletje.


Het begin

Dat het gieten met de verloren wasmethode al meer dan 6000 jaren bekend is is gebleken door de vele archeologische vondsten die gedaan zijn. 400 jaar voor Christus maakte men met deze methode al gouden en zilveren munten en werden gebruiksvoorwerpen uit brons gegoten. Kortweg komt het hierop neer: om een wasmodel wordt een mal gemaakt, de was wordt gesmolten, loopt uit de mal (gaat verloren), en in de zo ontstane ruimte wordt vervolgens een vloeistof gegoten. Zo kan er massief gegoten worden maar met een ingebrachte kern is ook hol gieten mogelijk. De gebruikte gietvloeistof kan uit verschillende materiaalsoorten bestaan; van gips tot brons.
Maar er werd ook letterlood (een sterke krimpvrije legering van lood en antimoon) gebruikt om modellen te maken voor een mal. Antimoon levert een grote bijdrage in de hardheid en sterkte van lood en tin. Zolang er onder het smeltpunt van lood, plusminus 327 graden, gestookt wordt zal dat model dus niet smelten. Voor het maken van gietijzeren mallen gaat dat dus niet op.

Gezien de kleur van de afgebeelde voorwerpen denk ik dat het om letterlood gaat maar of het modellen zijn voor de AJEKO-versiering of van een concurrent?
Nu ik alles een beetje belicht heb ben ik nog niet veel wijzer geworden wat voor functie de voorwerpen gehad zullen hebben maar in ieder geval was het leuk om de gegevens hierboven te koppelen zodat u zelf er een mening over kunt vormen.

Egbert Dikken.

Geld verdienen bij EuroClix