Inhoudsopgave![]() |
Het Kasteel van de roofridder Van Voorst zoals de schilder dacht dat het er zo uitgezien moest hebben. Olieverfschilderij op linnen door W.J. Jansen 1843, particulier bezit. |
R.v.B. zijn contacten met het R.O.B. dateerde al vanaf de zestiger jaren. Maar na de opgraving
in 1973/74, op het terrein waar het stadhuis van Zwolle zijn uitbreiding kreeg, verstevigde dat contact alleen maar. R.v.B. was toen één van de geïnteresseerden / aanwezigen tijdens
die opgraving. Vreemd was wel dat er maar één was die officieel toestemming had van de gemeente om dat terrein te betreden en waarnemingen te doen en dat was Jaap van de Berg.
Later zijn de partijen tot elkaar gekomen en zijn op het terrein verschillende vondsten gedaan die nu nog te zien zijn in de hal van het oude stadhuis. De opgraving, vondsten en
conclusies zijn o.a. door R.v.B. beschreven in: “Zwolle in de Middeleeuwen (1974)”. Mede auteurs waren o.a. Ing. Dirk de Vries en Vincent van Vilsteren. Deze twee zijn Zwolse jongens
die mede dankzij R.v.B. maar ook door Gert Oostingh “klaargestoomd werden en voorzien van het virus” om archeologie/geschiedenis tot hun beroep te maken. R.v.B. heeft vanaf het eind
van de zestiger jaren goede contacten gelegd met o.a. de directeur (1965-1988) van de R.O.B. Dhr. Van Es. Later komen voornoemde personen terug in mijn verslaggeving aangevuld met
de persoon Arnold Carmiggelt.
In oktober 1981 was ik op visite geweest bij vrienden in Westenholte en
kwam langs de plek waar de gemeente een bruggetje had laten maken. Het bruggetje verbond de Weidesteenlaan met het aan te leggen Stinspark. Het park zou komen op het terrein waar het
Kasteel Voorst gelegen zou hebben. Gaten waren geboord voor de palen van het brugje en de grond en het talud bleken bewerkt te zijn. Tussen de grondresten, dat aan de kant lag, vond ik
een klomp ijzer, resten van kloostermoppen, scherven van steengoed en van 14e eeuws Siegburgaardewerk. Het gerucht gaat dat de werklieden weg zijn gegaan met een aantal Siegburgkannetjes!
De klomp “roest” heb ik behandeld en bleek een prachtige bijl te bevatten. In november 1981 zou er in het P.O.M. een lezing plaatsvinden van archeoloog Borman. Maar door omstandigheden
(het slechte weer) kon hij niet komen en werd er een geïmproviseerde avond ingelast en konden geïnteresseerden vragen stellen over de Kasteel opgraving. Ik had mijn vondsten meegenomen
om deze te laten zien. Ze werden totaal genegeerd!! Over de bijl werd lacherig gedaan en was natuurlijk niet uit de tijd van het kasteel! Duidelijk geen kennis van zaken hadden de aanwezige
“kenners”. Pas NA de opgraving van 1982 werd de bijl door het R.O.B. herkend als een 13 - 14e eeuwse! en getekend zodat hij in het boek, op blz. 52, nog afgedrukt kon worden. De prov.
archeoloog Verlinde heeft de bijl aangekocht voor het museum. Tja! Bij het brugje is nooit verder onderzoek gedaan.Verder schrijft hij nog dat in een paar gemaakte dwarsprofielen, in de sloot die om het perceel lag, veel puin en Siegburgscherven gevonden werden. Over de plattegrond in de Almanak weet hij te vertellen dat die “in meer opzichten discutabel is”. Hij gaat er vanuit dat de ingetekende ovale vormen niet kloppen en dat hij na onderzoek van LUCHTFOTO’s ervan overtuigd is “dat hoofdburcht en binnengracht een min of meer vierkante aanleg hebben gehad. De binnengracht is in 1837 ovaal weergegeven op basis van de toen nog zichtbare grachtverloop. Van elders weten we echter dat grotendeels toegeworpen vierkante, rechthoekige grachtenstelsels een rond/ovaal restant kunnen achterlaten”. Dus Verlinde zijn opvatting was dat waarschijnlijk de voorburcht noordelijker van het kasteelterrein zou liggen en dat de vorm van hoofdburcht en binnengracht een min of meer vierkante vorm zou hebben. Dit alles gebaseerd op de tekening(en) die hiernaast te zien is/zijn. |
![]() ![]() |
Boven |
![]() Zoals hij uit de beerput kwam.![]() |
![]() |
De fragmenten zijn door de R.O.B. getekend en ze hebben de dolk daar gerestaureerd. De dolk is 42 cm lang en van ± 1400. Ik was de eigenaar van de dolk maar omdat R.v.B. vondsten van de Ossenmarkt aan het museum had beloofd heb ik de dolk afgestaan en heeft het museum daarvoor een vergoeding betaald. Daarbij kwam ook nog dat ik de restauratie niet zo geslaagd vond. Kijkt u maar eens naar de snijkant want die ligt niet in één lijn maar heeft een ronding wat niet logisch is. Ook hier mocht ik geen commentaar op hebben. Als u Ossenmarkt 1982 gelezen heeft weet u hoe die vergoeding tot stand is gekomen en waarom. |
