In volgorde te lezen een paar artikelen van mij die gaan over de problematiek van oude benamingen en inhouden in glazen, flessen en kruiken. De artikelen
zijn in het verleden geplaatst in de verenigingsbladen van de ‘Gewichten en Maten Verzamelaars Vereniging’ en van ‘De Oude Flesch’. Zo kregen de leden meer
inzicht in deze moeilijke problematiek en was het de aanzet voor verdere onderzoeken. Ik heb ze nu digitaal gemaakt en waar het mogelijk was voorzien van extra
foto’s. Ik hoop ook dat u er wat aan heeft en als u nog informatie over dit onderwerp kwijt wilt: contact
dan even.
Als eerste artikel ‘Een ‘pijp’ jenever’ waarin ik probeer uit te leggen waarom het zo moeilijk is om zomaar een vaststelling te doen hoeveel
vloeistof een oude benaming inhield. De grote hoeveelheid van benamingen die vroeger in gebruik waren zorgt nog steeds voor veel verwarring. Het blijkt dan ook
niet eenvoudig om uit te rekenen hoeveel vloeistof zo’n oude benaming inhield. In het tweede artikel, ‘Inhoudsaanduidingen, inhoud en een vergelijk met steengoed
kruiken’, ga ik in op de inhouden van kruiken waar benamingen of aanduidingen op staan. Tevens doe ik voor de leukigheid wat extra informatie er bij van kruiken-
kannen en drinkbekers waar geen benaming op staat maar die wel in verschillende eeuwen in gebruik waren. Was de inhoud van een kruik vaak niet te plaatsen, de
inhoud van een fles zorgde ook voor problemen. In het derde artikel, ‘Vloeistoffen in flessen’ ga ik in op een aantal artikelen waarvan de auteurs nog steeds
niet begrijpen hoe de inhoudsmaten/benamingen in het verleden, en dan vooral van vóór de invoering van het Metrieke Stelsel in elkaar zat. Het vierde artikel
gaat over een vraag die mij gesteld werd over de benaming ‘Maatje’. Daarin leg ik het verband tussen een oude benaming en de toepassing in de volksmond.
Een 'pijp' jenever
De voorzitter van ‘De Oude Flesch’, Peter Vermeulen, vroeg mij of ik wist wat de maat was van een ‘pijp’ jenever. Daar bedoelde hij mee de hoeveelheid vloeistof
die in vroeger tijd in een fles of kruik gezeten kan hebben, omgerekend naar het Metrieke Stelsel. De vraag is niet zomaar te beantwoorden en ik wil dat hier
proberen uit te leggen. Door tijdgebrek heb ik geen uitgebreider onderzoek kunnen verrichten. Mocht ik in de toekomst meer gegevens bemachtigen dan laat ik u
dit weten.
Hierna vindt u de verzamelde gegevens omtrent een ‘pijp’ jenever. Alle vermelde benamingen staan bekend als inhoudsmaten voor natte waren maar
worden meestal ook als maataanduidingen gebruikt voor droge waren. Hier geef ik alleen de betekenis weer voor natte waren omdat ik er vanuit ga dat een ‘pijp’
jenever iets met vloeistofinhoud te maken heeft en niet met een massa. Maar ja, wie ben ik!
Tijdens mijn onderzoeken heb ik gebruik gemaakt van het boek
‘De oude Nederlandse maten en gewichten’ van het P.J. Meertensinstituut te Amsterdam, 1983. Daar wordt het volgende over ‘Pijp’ vermeld:
Pijp
Naar de langwerpige vorm van het vat, voor wijn en olie: sterk variërend naar landstreek en wijn¬soort; vaak gelijk gesteld aan 1 boot of 2 kwartelen.
De
eerste aanwijzing is er maar dan moet je wel weten wat een boot of kwartelen zijn! Dus ga je opnieuw eens kijken of je verder kunt komen.
Boot
Vat voor zuidelijke en westelijke wijnen en andere producten (krenten en dergelijke); afhankelijk van de wijnsoort 425–500 l; vaak gelijk gesteld
met 1 pijpe of 2 okshoofden. Voorbeelden:
Cadix-boot: 108 gallons = 486 l
Port-boot: 110 gallons = 495 l.
Voor gallons heb ik
geen Nederlandse betekenis gevonden.
Okshoofd
Mogelijk de vorm van het vat, speciaal voor wijn. Meestal 1/4 vat of voeder. In Amsterdam: 6 anker = 192 mengel
= 230 l. Voor Bordeaux-wijn: 200 mengel = 240 l.
Let eens op het gebruik van het woord vat. Als gebruiksvoorwerp maar ook is het een benaming voor
een inhoudsmaat. Wanneer voor een boot 425–500 l wordt aangegeven dan blijkt bij de uitleg het okshoofd 230–240 l te bevatten. Twee
okshoofden is dus 460–480 l. Vergelijk en bereken zelf eens vat of voeder. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar leest u rustig verder.
Kwarteel
Dit is vierdevat of vierde deel. Later als vat speciaal voor walvisspek en -traan, meestal 12 steekan, soms 16 à 18 steekan groot.
Steekan
Stedekan, stadskan. Spellingen als steekan of stekan zijn zowel het resultaat als de oorzaak van de verklaringen voor
deze term geweest. Een steekan is 1/8 aam, 16 mengel. De Dordse steekan of kit van 19.4 l had als biermaat een vrij grote
verspreiding en werd onder andere gebruikt in Amsterdam.
KitDit is een langwerpig schenkvat. In Dordrecht voor bier:
Dordse kit is 19.4 l (= 1/16 ton).
Vat a) vaak synoniem met
ton, sterk uiteen lopende inhoudsmaat. Bijvoorbeeld te Amsterdam: melk:
vat = 16
mengel à 1.8 l = 29 l
traan:
vat = 192
mengel à 1.2 l = 233 l
olijfolie:
vat = 717
mengel à 1.2 l = 860,4 l
b) wijnmaat: zie
voeder
c) na 1820 in het metrieke stelsel: 100 l
d) nu nog in de oliehandel vat (Engels:
barrel) = 159 l.
TonWijnvat in het Gallisch: vaak synoniem met
vat, in gebruik voor allerlei waar, bijvoorbeeld te Amsterdam:
ton bier meestal ca. 150 l.
VoederWijnmaat, is waarschijnlijk ontleed aan het Duitse
fuder, dat oorspronkelijk dezelfde betekenis had. Een
voeder(vat) is
het grootste wijnvat en de grootste inhoudsmaat, meest gerekend op 4
okshoofd, 6
aam; het Amsterdamse
voeder/vat bevat 921.6 l. In de 19e
eeuw hield men een
voeder Moezelwijn op ca. 875 l.
Mengel/mingelInhoudsmaat, meestal 2
pint, 1/2
stoop; het melkmengel in het algemeen 1 1/2 maal zo groot als het gewone
mengel.
Afgeleid van de vochtmaat: ook graanmaat te Nijmegen: 1/2 kan.
PintWaarschijnlijk een Germaans woord, mogelijk verband houdend met de pen of pegel, een in de kan aangebrachte nagel die aangaf tot welke hoogte de
maat gevuld moest worden. Een
pint is meestal 1/4
stoop, 1/64
anker, 4
mutsje. Het Franse
pinte werd in 1800 als gewone
benaming ingevoerd voor de
liter; vandaar ook in het Nederlands wel in die betekenis gebruikt (niet officieel).
Stoop/kruik/bekerVochtmaat van 2
mengel, 1/16
anker.
AnkerTonnetje, speciaal voor wijn: 1/4
aam.
Aam(Wijn)vat, speciaal voor wijn of olie: 1/6
vat of
voeder, 4
anker, circa 150
liter.
LiterIn het Frans
litre, oude graanmaat. Eenheid van inhoudsmaat in het Metrieke Stelsel: 1 kubieke decimeter. In het Nederlandse metrieke
stelsel aangeduid met
kan of
kop voor respectievelijk natte en droge waar.
Kana) meestal 80 of 100, soms 112
kannen op het
aam; 1.4 tot 2 l; 2
mengel of 2
pint (onder andere te Breda =
potkan).
In bijna geheel Friesland gebruikte men de Leeuwarder
ommekan = 1.9 l. De betekenis van
omme- is onbekend volgens de onderzoekers. Naar de vorm
met klapdeksel kende men onder andere in Haarlem de
flapkan; op enige plaatsen was de
kan 4
mengel, bijvoorbeeld Bolsward: 3.95 l.
b) eenheid van vochtmaten in Nederlandse metriek stelsel = 1
liter.
Extra uitleg
Bij de laatste twee benamingen (liter en kan) wil ik even een toelichting geven. Dit is nodig omdat anders het zeer moeilijk te begrijpen is
wat er in dit artikel eigenlijk bedoeld wordt en waarom de lijst met benamingen hiervoor werd vermeld. Toen het metriek stelsel werd ingevoerd, mocht de
aanduiding kan alleen voor natte waren worden gebruikt en wel tot 1870. Er werd dan ‘Ned.’ (Nederlands) voorgezet. Pas in 1914 werd deze benaming volledig
afgeschaft. Daar kunnen dus al misverstanden over bestaan. Hier zie je al dat, afhankelijk van de periode en in welke streek informatie boven water komt en hoe
de onderzoeker daarmee om gaat, er allerlei vragen worden opgeroepen.
De mensen waren honderden jaren gewend aan de benamingen van de inhoudsmaten en wisten
vaak niet het verschil tussen een kan, die ongeveer 0,8 l was en de liter die in 1820 werd ingevoerd. De aanduiding kan was soms op de kruik
ingebakken. Deze aanduiding/benaming kwam ook in Duitsland voor maar kon daar weer een andere inhoud hebben. Dus je kunt je voorstellen dat het een puinhoop
was want Nederlandse distilleerders bestelden onder andere hun kruiken in Duitsland. Daarvan werd uit een worp (Duitse inhoudsmaat) dan een x-aantal
kruiken gemaakt. En omdat die worp ook daar verschillend van inhoud was kunnen we nog wel even doorgaan.
Vaak moesten de mensen die met een kruikje
of tinnen maatje, waarvan de inhoud als kan bekend stond, en deze bij de detailhandel lieten vullen, de prijs voor een liter betalen. Nu wij
weten dat een pond 500 gram is en als je dat op de markt ziet aangegeven (wat overigens nu strafbaar is) je ook 500 gram behoort te krijgen. Maar
vóór de invoering van het metriek stelsel was het pond op verschillende plaatsen en in verschillende tijden verschillend van massa. Meer over deze
problematiek is uitgebreid te lezen in mijn Zwols Archeologisch Dagboek.
De hele lijst van benamingen
van inhoudsmaten die ik hiervoor heb weergegeven behandelt vanaf het begin de pijp en de daaruit voortvloeiende verwijzingen naar andere inhoudsbenamingen uit
de tijd van vóór de invoering van het metriek stelsel in Nederland. Veel benamingen zijn (plaatselijk?) lange tijd nog gebruikt. Ook goed om te weten is, dat
niet overal op de wereld tegelijkertijd het metriek stelsel zijn intrede heeft gedaan. Welke consequenties dit heeft gehad voor de export van onder andere
jenever is mij niet bekend. Om goed onderzoek te kunnen doen is het van belang om van het voorwerp een exacte datering te weten en de inhoud van meerdere
kruiken en flessen met elkaar te vergelijken. Moeilijk en niet wetenschappelijk is het om van één object uit te gaan. Waarom? Omdat er in vroeger tijden (en
ook vandaag de dag nog) was vastgelegd dat kruiken en flessen bij de productie een afwijking mochten hebben. Dus bij een exemplaar kan het voorkomen dat je aan
de onderkant, maar ook aan de bovenkant van de tolerantie zit. Door meerdere exemplaren te vergelijken ontstaat een reëler beeld.
Zelf heb ik onderzoek gedaan
naar de inhoud van voormetrieke graanmaten. Ik heb alleen inhoudsmaten opgemeten welke gemerkt waren met een
stadswapen en waar een datering ingebrand was. Het had veel voeten in de aarde maar de publicatie is uiteindelijk geplaatst bij de “Gewichten en Maten
Verzamelaars Vereniging” en is als basis voor verder wetenschappelijk onderzoek aangeraden. Omdat er verschillende soorten graan bestaan bleken die ook nog
eens een eigen maatinhoud te hebben. Die inhouden bleken in tijd en per streek weer af te wijken. Door onder andere belastingmaatregelen werden die maten
tussentijds dan ook nog eens aangepast. Waarschijnlijk is dat ook van invloed geweest in de prijsvorming maar misschien ook in de inhoud van flessen en kruiken
in onder andere de jeneverindustrie.
De handel
Maar ook de handelaar mocht een extraatje (officieel) bewerkstelligen door een inhoudsmaat te verkleinen in verband met morsen of bederf. Dit deed hij door
er een blokje in te plaatsen. Deze blokjes zijn meestal verdwenen en zo kan en is het gebeurd dat bij opmetingen er verkeerde inhouden vermeld werden in de
boeken. Tevens is bij opmetingen er meestal geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende graansoorten-inhouden maar heeft men alles over dezelfde kam
gescheerd. Een graanmaat was in de ogen van die onderzoekers een graanmaat! Als we ons nu nog steeds afvragen welke maten er voor granen gebruikt zijn snapt u
misschien een beetje de problematiek.
Het boek van het P.J. Meertensinstituut bevat veel onvolkomenheden doordat het onderzoek niet totaal is geweest wegens
de moeilijkheidsfactor die ik hiervoor behandeld heb. Hun onderzoek heeft zich hoofdzakelijk toegespitst op de toen bestaande bronnen en nieuwe inzichten zijn
in hun onderzoek nauwelijks meegenomen. Jammer is dan ook dat het boek wel is verschenen en dat daardoor veel andere onderzoekers op het verkeerde been worden/
zijn gezet. Ook ik gebruik gegevens die grotendeels afkomstig zijn uit hun niet volledige onderzoek maar ik hoop dat in de toekomst ook mijn inzichten en
onderzoeken meegenomen worden in verdere studies.
Binnen de Gewichten en Maten Verzamelaars Vereniging, waar ik meer dan 35 jaar lid van ben, zijn gelukkig
ook anderen opgestaan die zich geroepen voelen om meer onderzoek te doen naar die ‘verouderde’ gegevens. Ik begrijp best dat je niet alles kunt en mag
wantrouwen want je moet toch ergens vanuit gaan. Maar zodra er bij je belletjes gaan rinkelen mag je kritisch worden. Ook al zijn het je eigen verouderde
gegevens. Daarom dit wat moeilijke artikel waarvan ik hoop dat onze leden er iets van opgestoken hebben en nu wat beter kunnen begrijpen dat hoeveelheden niet
een-twee-drie uit de hoge hoed getoverd kunnen worden. Op grond van bovenstaande gegevens kon ik onze voorzitter dan ook geen pasklaar antwoord geven over de
hoeveelheid vloeistof welke in vroegere tijden als een ‘pijp’ jenever bekend stond. Zijn er leden die meer informatie hebben dan zie ik graag hun informatie
via ons clubblad tegemoet.