Wat is er mooier dan in je eigen tuin als amateurarcheoloog vondsten te kunnen doen. Dit nu overkwam Wim Rijnberg in oktober 1985. Bij grondverplaatsing voor de nieuw te
bouwen garage (4 op de overzichts-tekening) vond hij Pingsdorf en kogelpotscherven uit de 11e-12e eeuw. Op zaterdag 15 maart 1986, toen Wim een funderingssleuf voor een
houtopslagplaats aan het graven was, ontdekte hij opnieuw verschillende verstoringen. Om de mensen die altijd commentaar hebben op onze vondsten gerust te stellen adviseerde
ik Wim om het R.O.B. te bellen. Amersfoort gaf geen gehoor. Daarna werd de prov. archeoloog thuis gebeld; wederom geen gehoor. Omdat Wim zijn bouwwerkzaamheden liever niet
uit wilde stellen werd H.R. Kamphuis (oud-voorzitter A.W.N.-afdeling) gebeld. Deze was direct bereid om de zaak te komen bekijken.
Wim Rijnbergen aan het begin van de verbouwing. Struiken weghalen etc.
Herman Kamphuis, rechts op de afbeelding,
in gesprek met Egbert. In de gleuf de vuurplaatsen
Buiten een gedeelte van de afvalkuil (1) met onder andere Pingsdorf en botmateriaal, bevonden zich in de sleuf, 55 cm onder het maaiveld, restanten van twee vuurplaatsen (2-3).
Bij 2a werd kogelpotmateriaal gevonden waaronder enkele 11 mm dikke scherven. Tussen deze scherven bleek zich een “Badorf”-scherf te bevinden (8e-9e eeuw).
Toen Wim
later bekend maakte dat hij zijn keuken ging uitbouwen, waren een aantal mensen bereid om vóór die tijd hem te helpen de bouwput te graven, hopende op nieuwe gegevens. De
plek van ± 6.5 x 3 m werd in mei 1986 ontdaan van een 40-50 cm esdek en verder verdiept. Na twee avonden zweten tekenden zich, bij het egaliseren van de grond, twee vierkanten
(overblijfselen van houten palen) van 20 cm af.
De opmerking ‘misschien zit er tussen de palen wel een put’ werd serieus genomen. Toen er dan ook werd verdiept bleek er
een eiken ‘duigenton’ (6) van 70 cm doorsnede aanwezig. De inhoud, bestaande uit blauwgrijs en Siegburg materiaal kan als 14e eeuws gedateerd worden. De onderkant van de ton
lag 3.2 m beneden het maaiveld. Deze gegevens zijn binnen enkele minuten verzameld daar de wanden van de bouwput instortten! Wim zag toen liever dat de opgraving werd beëindigd;
dit in verband met de fundering van z’n huis.
De grond (5) die rondom de put was weggegraven bleek veel 11e-14e eeuws scherfmateriaal te bevatten. Waarschijnlijk is de ton in de 14e eeuw geplaatst op een plek die oudere
bewoning heeft gekend. De put die in de 14e eeuw buiten gebruik zal zijn geraakt heeft waarschijnlijk (i.v.m. de gevonden palen) een bovenbouw gehad voor een hijsmechanisme. Van
de buren op nr. 5 werd nog vernomen dat bij werkzaamheden in hun voortuin een houten put en een houten afvoer te voorschijn kwamen, gedeeltelijk zijn die ook nu nog aanwezig.
Bekend is dat vroeger het Hof van Berkum in deze buurt gelegen moet hebben. Volgens een laat 14e eeuws leenregister van de Bisschop van Utrecht heeft er toen ene Dirc Campherbeke
op het hof gewoond.
Zoals u in verschillende artikelen van het ZAD kunt lezen waren er allerlei problemen ontstaan binnen de amateurarcheologie. Een groot probleem was namelijk het melden van vondsten
en het aantasten van het ego van de R.O.B. correspondent, Ruud van Beek. Regelmatig heb ik, op tijden dat anderen niet aanwezig waren of niet bereikt konden worden, werkzaamheden
uitgevoerd die geen uitstel konden verdragen (mobieltjes waren er toen nog niet). Uitvoerders in de bouw of particulieren hebben liever niet dat archeologen hun bouwactiviteiten
ophouden waardoor projecten vertraging oplopen. Daar moest steeds rekening mee gehouden worden en daarom kon er niet altijd direct een melding van een vondst gedaan worden. Dat
beroepsarcheologen daar niet altijd gelukkig mee waren kan ik best begrijpen. Dat de wet op dat gebied niet sluitend was en omdat de beroepsarcheologen de uitvoerders er nooit
op wezen dat er een geldelijke vergoeding geclaimd kon worden, is er steeds onbegrip geweest voor elkaar. De opgravingen die ik dan ook gedaan heb zijn ontstaan uit mijn interesse
in de archeologie waardoor ik bouwwerkzaamheden in Zwolle en omgeving in de gaten hield. Dat andere ‘geïnteresseerden’ liever thuis bij de kachel aan de koffie zaten en afwachtten
of er eens een melding kwam, moesten zij weten maar dan ontgaat je veel. Neem dat een ander die meer initiatief toont dan niet kwalijk! Na de opgraving bij het ziekenhuis ‘De Weezenlanden’ zijn de contacten tussen mij (en de groep) naar de R.O.B. en de A.W.N. verslechterd. Er was duidelijk een tweestrijd tussen
groepen ontstaan waar de archeologie niet als winnaar uit de strijd kwam. Meldingen die ik (wij) probeerden te doen werden niet meer geaccepteerd en toen werd besloten om de meldingen
dan maar via de krant te doen. Misschien dat u als lezer die strijd niet interesseert maar ik wil u toch op de hoogte brengen van zaken die niet altijd even fris waren.