Inhoudsopgave


ZWOLSE GEWICHTIGHEDEN I

Door Egbert Dikken en G. Schunselaar



Leden van de Gewichten en Maten Verzamelaars Vereniging proberen al geruime tijd om de mysterieuze warboel, die op het gebied van meten en wegen in het verleden heerste, te ontrafelen. Ook beide auteurs zijn al vele jaren op dit gebied actief. In dit artikel zijn de ons bekende gegevens gecombineerd met o.a. Zwolse bodemvondsten. De vele benamingen die bij het meten en wegen in gebruik waren kunnen verwarrend werken. Daarom gaan wij alleen, waar het i.v.m. dit artikel noodzakelijk is, op deze moeilijke materie in. Voor aanvullende informatie verwijzen wij o.a. naar de vermelde literatuur.

Keulen

Tijdens de Hanze was de invloed van Keulen op de handel in West-Europa gedurende vele eeuwen bijzonder groot. Keulen bezat een stapelrecht waardoor het de overlaadplaats werd van goederen die uit Zuid-Duitsland naar de Nederlanden en Engeland werden vervoerd. Ook als geestelijk centrum, de zetel van de aartsbisschop, waaronder de Noordelijke Nederlanden ressorteerden, nam Keulen een aparte plaats in. (In hoeverre Utrecht als Bisschopsstad ‘invloeden’ had op de maten en gewichten van Zwolle is, volgens Houben, nog in onderzoek). In vele van de over West-Europa verspreide Hanzesteden en overal in de opkomende handelssteden nam men het Keulse marc-gewicht over. Zo ook in Zwolle. We vinden namelijk regelmatig in de Zwolse maandrekeningen, die vanaf 1399 bekend zijn, dat het Keulse gewicht hier in gebruik was. Gegevens over welke gewichten er vóór die tijd hier in gebruik waren ontbreken tot dusver. In de 13e -14e eeuw waren in Keulen 3 verschillende marcen in gebruik. Te weten: het oude Keulse ‘Gewichts’marc van 215,5 g, het ‘Prägungs’marc van 210,2 g en het ‘Koopmans’marc dat 202 g woog) (1,2).

De vondst van een vroeg 14e eeuws loden voorwerp, waarvan wij vermoeden dat het een gewichtje is geweest, kan een aanwijzing zijn dat in Zwolle met het ‘Koopmans’ marc werd gewogen. Het zeshoekige gewicht heeft een massa van 67,7 g. Waarschijnlijk betreft het hier een 1/3 Keuls ‘Koopmans’ marc. Ook werden er in een beerput, waaruit het vroegste aardewerk van de 14e eeuw dateerde, 2 loden ‘gewichten’ gevonden. Het éne, een platte ronde schijf van 4,5 cm heeft de massa van 101,55 g. Dit zou een ½ ‘Koopmans’marc kunnen zijn. Het andere gewicht. dat licht is aangetast, is ovaal van vorm en is 76,7 g zwaar. (6 loth Keuls K.M. = 75,7 g).
Tevens willen wij vermelden dat niet beschadigde oude loden gewichten in massa toegenomen kunnen zijn door chemische reacties. Gewichten verliezen als regel massa door slijtage en/of door corrosie.

 

14e eeuwse loden gewichten

76,7 gram

101,55 gram

67,7 gram


Drie loden gewichten die gevonden werden in oude beerputten.

Andere gewichtseenheden die in Zwolle gebruikt werden


Troys gewicht
Bij de muntovereenkomst tussen Deventer, Kampen, Groningen en Zwolle op 27 oktober 1488, wordt voor de eerste maal geschreven over Troys gewicht (3). Dit Troys gewicht kwam toen voor naast het Keulse gewicht en verving dit langzamerhand bij de weging van goud en zilver. Tot aan 1820 is het als zodanig voor het wegen van goud en zilver in gebruik gebleven in de vorm van zogenaamde sluit- of pijlgewichten (4). Het HOLLANDSE Troyse pond bedroeg, volgens de (ver)oude(rde) literatuur 492,2 g. Troys gewicht werd gemerkt met de Franse Lelie of het merk van de ijkmeestergeneraal. (Opm. 2010: Zevenboom, blz. 20, geeft oud Troys pond weer die gelijk zou zijn aan 2x het ½ pond van Karel de Grote (203,96 gram). Dus 2x = 407,82 gram. Vreemd is dat de auteurs eerder op blz. 17 vermelden dat het ‘Kaufmans”marc (201,99 gram) overeen zou komen met een ½ pond van Karel de Grote. Verder heeft Verhoeff veel tegenstrijdigheden in zijn teksten. Houben zegt dat er maar één Troys gewicht is geweest!)

Waaggewicht
Naast de Troyse gewichtseenheid werd, in ieder geval vanaf 1516-1518 (Resolutieën van Raad en Meente), in Zwolle ook het Zwols pond waaggewicht van 503,8 g gebruikt (5). (Opm. 2010: Dat Waaggewicht klopt maar of het voor de jaren 1516-1518 in gebruik was is nog maar de vraag). Ook de berekening die Fockema Andreae aangeeft: ‘Troys, plus wel 10 g zwaarder en wat overeenkomt met het Frankfurter pond’, komt hiermee overeen (6). Dit waaggewicht bestond in 1586 allemaal uit ijzeren stukken van respectievelijk; ¼, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 18, 25, 30, 50 en 100 pond (7). Vreemd dat er geen ½ pond bij was!
Toen de weduwe Schücking o.a. waaggewichten in 1725 overdroeg aan de ijker Arnold Waterham, ging het om ijzeren stukken van 1, 2, 3, 4, 5, 10, 15 en 25 pond. De 50 en 100 pond waren toen van lood en met koper overtrokken (8). (Een loden gewicht met koper overtrokken wordt vanaf nu, door ons, Overijssels type genoemd.) Uit de overdracht blijkt dat het ¼ pondje en de 6, 8, 9, 18 en 30 ponden niet meer aanwezig waren. Waren ze toen niet meer in gebruik of had de ijker Schücking deze gewichten niet in zijn bezit gehad?

Lichtgewicht
Tevens werd in Zwolle het licht- of huysgewicht pond van 479,9 g gebruikt. Deze gewichtseenheid was in gebruik bij de winkeliers (5). Verhoeff geeft 479,8 g aan. De ijzeren stukken van het lichtgewicht bestonden uit 5, 10, 15, 25 en 50 ponden. IJzeren gewichten werden, om ze goed op gewicht te kunnen brengen en te houden, met een loodkraag bedekt. Dit soort gewicht wordt in de resolutie kerngewicht genoemd (8). Vandaag de dag spreekt men over loodkoppen.
Wanneer het lichtgewicht voor het eerst in Zwolle werd gebruikt is ons niet bekend. Er zijn in het P.O.M. (nu Stedelijk Museum) twee massief bronzen gewichten met daarin het Zwolse wapen geslagen. Deze gewichten zijn resp. 1915,8 g en 1918,1 g zwaar. Zij komen elk ongeveer overeen met 4 lichtgewicht ponden. (Welke tolerantie er voor gewichten uit die tijd was hebben wij nog niet kunnen ontdekken. Misschien 2 á 3 %?) De jaartallen die er als ijk zijn ingeslagen, zijn bij beide 1604 en 1702. De gewichten zijn door de gemeente Zwolle aan het P.O.M. in bruikleen afgestaan (9). Waarschijnlijk zijn dit oude standaardgewichten. Een standaardgewicht, ook wel slaper genoemd, was meestal op het raadhuis aanwezig. Daar moest de gezworen ijker zijn gewichten mee vergelijken. Verder was er in Zwolle ook nog een 8-ponds sluitgewicht van gegoten koper in gebruik (8 pond nederwaarts tot een achtste lood) (8). Op de deksels van sluitgewichten werd soms aangegeven welke gewichtseenheid het was.

Het sluitgewicht, gedateerd 1604, 1679, 1702 en 1741, dat in het P.O.M. aanwezig is, heeft als aanduiding op het deksel staan; SV VOLSE 8 V VICHTE en het meesterteken (een morenkop) van de Neurenbergse kopergieter Georg Weinmann † 16O4 (10). Op het deksel is het Zwolse wapen niet te vinden; wel is op elk ander onderdeel (pijlen) als ijk het Zwolse wapenschild ingeslagen met in de kwartieren Z V 0 L. Het geheel is 3836,4 g zwaar. De kleinste pijl ontbreekt. Verdere gegevens over het gewicht waren in het P.O.M. niet bekend.
(Opm. 2010. Als we de 8 delen op 3836,4 g dan is de uitkomst 479,55 g voor het pond en komt overeen met het Lichtgewicht. Hoe we het ontbreken van de kleinste pijl dan moeten zien? Regelmatig komen op (standaard)gewichten dezelfde jaartallen voor. Kan dat te maken hebben met veranderingen in de gewichtseenheden die in dat betreffende jaar hebben plaatsgevonden? Is daarom dat laatste pijlgewicht bewust verwijderd of is het gewoon kwijt geraakt? Dat laatste gewicht is een massief gewicht en als we die mee konden wegen dan zal het pond gemiddeld zwaarder geweest zijn dan de 479,55 g die we nu als uitkomst hebben. Zouden we mogen stellen dat er tussen 1702 en 1741 een verandering van de massa van het Lichtgewicht is geweest? U ziet, er is nog veel onderzoek nodig.)
Dit sluitgewicht van 8 Swolse lichtgewicht ponden kan, net als het Brabants en Troyse sluitgewicht (8), in het bezit zijn geweest van de stadsijker Waterham. Bij noot 4 is al vermeld dat een sluitgewicht ook wel huisjesgewicht wordt genoemd. Als men vroeger sprak of schreef over het (Swolse) licht-huysgewicht zal hiermee bedoeld zijn dat er een gewichtseenheid was, lichtgewicht, waarvan tevens een sluit (huis)gewicht in gebruik was. Waarschijnlijk is door taalgebruik het zgn. huysgewicht ontstaan. Teksten in aktes, wijzen hier ook op (8-11). Wij willen dan ook duidelijk stellen dat het huysgewicht een gewichtssoort is en geen gewichtseenheid.

 


Deksel van het sluitgewicht heeft als opschrift: ‘SV VOLSE 8 V VICHTE’ en het meesterteken (een morenkop) van de Neurenberqse kopergieter Georg Weinmann † 1604. Apart is dat de W, die voor SWOLSE en WICHTE gebruikt zou moeten worden gemaakt is door er 2x de V in te slaan.


Foto G. Schunselaar

Teksten die gaan over het zwaar-waaggewicht, kunnen ook verklaard worden. Omdat het waaggewicht het zwaarste gewicht in de waag was, is in het taalgebruik de aanduiding van zwaargewicht te verklaren. Hier is dus ook sprake van één gewichtseenheid. Brabants gewicht (ook het Keulse gewicht werd zo wel eens genoemd o.a. in Amsterdam). Het Brabantse gewicht was gemerkt met het geopende handje (12). Houben (10) heeft het over het handje van Antwerpen. Waarschijnlijk bedoelen beide auteurs hetzelfde. Het ‘Brabantse’ sluitgewicht werd in Zwolle gebruikt van 1700-1820, zoals ook te lezen is in de archieven van de Zwolse ijkmeesters. Het gewicht was in Zwolle in gebruik voor de handel op Brabant voor o.a. garens, zijde, kwikzilver en kleurstoffen. Het Brabants pond is afgeleid van het Antwerpse pond dat 470,2 g zwaar was (13). Houben geeft nog aan dat het Brabantse pond in Amsterdam in de 18e eeuw een officiële massa had van 469,1 gram.

Gevonden losse pijl
Niet altijd lukt het om, na weging, de gewichtseenheid vast te stellen van los gevonden pijlen. Het ‘pijlgewicht’ dat door J. Bredewold werd gevonden is gemerkt met het wapen van Zwolle en heeft een massa van 11,1 g. Tot nu toe hebben wij deze niet kunnen indelen! Wij kunnen dus alleen uitgaan van de weging, omdat de gewichtseenheidaanduiding op het deksel stond aangegeven.

Keren wij terug naar het Keulse gewicht

In steden waar Keuls gewicht in gebruik was gebleven werd dit gebruikt als klein handelsgewicht en mocht alleen gebruikt worden als ook met Keuls gewicht was ingekocht (14). In het boekje ‘Zwolle als Hanzestad’ (F.C. Berkenvelder, 1983, blz. 98, 99) staat geschreven dat het Keulse gewicht vanaf 1540 verdrongen zou zijn door het Zwolse gewicht (welk Zwols en wat is Zwols?). Hierna zullen wij aantonen dat er tot vlak voor de invoering van het metrieke stelsel in 1820, in Zwolle een gewicht in gebruik was dat een massa had dat overeenkomt met het Keulse gewicht.
In een publicatie (Z.H.T.-1985-1) schreef eerste auteur van dit artikel over twee gewichten: Eén van het Overijssels type gedateerd 1712, en gemerkt met het Zwolse wapen. Het heeft een massa van 467,2 g. Het andere, opgegraven in de bouwput van de nieuwe bibliotheek aan de Spoelstraat, is van een andere vorm; een zgn. Pijlgewicht. Het gewicht dat op de bodem is gemerkt met het Zwolse wapen en gedateerd 1604, is 233,1 g zwaar. Nu, na verder onderzoek, blijken de twee voornoemde vondsten overeen te komen met resp. 2 Keuls marc - 1 pond en een 1 Keuls marc – ½ pond. Het Keulse pond woog toen 467,2 g. (Hier komen we op terug.) Welke aanduiding er gestaan zal hebben op het deksel van het sluitgewicht dat afgeleid is van het Keulse gewicht is ons nog niet bekend.
Vervolgens de opgave van twee Zwols gemerkte gewichten van het Overijssels type uit particuliere collecties. Ten eerste een gewicht van 114,9 g. waaraan iets koper ontbreekt, gedateerd 1706 en gemerkt met het Zwolse wapen. Dit komt overeen met een ½ Keuls marc. Het tweede gewicht is volgens opgave van de vinder/eigenaar ongeveer 58 g, wat duidt op Keuls en wel een ¼ Keuls marc. In het gewicht is vaag een wapen te zien.
In het P.O.M. te Zwolle zijn ook dergelijke gewichten aanwezig waarvan één gewicht voorzien is van het Zwolse wapen en geijkt 1789-1804. De massa is ± 234 g, (pond 468 g) wat dus neerkomt op 1 Keuls marc. Een tweede gewicht van dit type heeft de massa van 238 g (pond 476 g) en is geijkt in 1817 en 1819. Hiervan is het wapen niet te herkennen. Ook is er geen wapen of ander herkomstteken te ontdekken op het gewicht dat in de oudheidkamer in Delft ligt. Dit Overijssels type, dat uit de collectie Zevenboom komt en om duistere redenen Zwols (onterecht dus) genoemd wordt, is 119 g (pond 476 g) zwaar. Het is geijkt in 1779, 90 en 92.
In een andere particuliere collectie werd een Overijssels type aangetroffen van 233.1 g (Pond 466,2). Het is geijkt 1801, 1803, 1805, 1807, 1809, 1811, 1815 en 18?? Het gewicht is beschadigd en zal, toen het gaaf was, iets zwaarder geweest zijn.

Pijlgewichten

Overijssels type

 

Een licht beschadigd Overijssels type blijkt aanwezig te zijn in de oudheidkamer van Steenwijk. Het gewicht is geijkt 1802, 1804 en 2 maal 1806 en is 232,5 g zwaar (Pond 465 g). De vage merken, die in de laatst beschreven twee gewichten te zien zijn, kunnen afkomstig zijn van de plaatsen Meppel (een klavertje), Coevorden (SC) of Steenwijk (een anker). Omdat genoemde plaatsen georiënteerd waren op Zwolle met hun maten en gewichten is het niet verwonderlijk dat de massa’s van de gewichten haast overeenkomen met het Overijssels type dat met het Zwolse wapen is gemerkt.
Duidelijk is dat de Zwolse exemplaren, die tot dusver bekend zijn, van het Overijssels type zijn afgeleid van het Keulse marc, dat rond de 15e eeuw werd vastgesteld op 233,6 g. De ontdekte gewichten met het Zwolse wapen van respectievelijk 2, 1 en ½ marc zijn allemaal van na de 15e eeuw en van voor 1816. Zij voldoen dus aan de toen geldende gewichtsnorm van 233,6 g die Keulen voor zijn marcgewicht vaststelde. Het gewicht van ± 58 g (¼ marc), kan ook in de genoemde rij geplaatst worden.

 11,09 g        233,1 g              467,2 g      114,88 g


Wapen in de bodem van het kleinste pijlgewicht is vergroot weergegeven. Bij het gewicht uit 1712 is duidelijk de aanduiding van I (pond) in het midden te zien.

Opm. 2010: Na het verschijnen van het ZAD zijn er nog verschillende gewichten opgedoken van het Overijsselse type. Het advies is om deze eens te inventariseren zodat er een beter beeld ontstaat van dit gewichtstype in Overijssel en in welke tijd. Een gewicht van het Overijsselse type dat nog niet bekend was, 1736 en een massa van 118,6 gram (474,4 g voor het pond) heb ik afgebeeld samen met het gewicht met de datering van 1712 die hierboven op de tekening te zien is. Doordat de gewichten onregelmatig van vorm zijn, zijn de maten plusminus.


Afmeting 1712: 26 mm hoog en 45 rond
Afmeting 1736: 16 mm hoog en 29 rond


Zwolse XI ponder. Gemaakt van een oude messing kandelaar die met lood is gevuld. Eerste ijk 1675. In 1820 metriek gemaakt op 5kg. Doorgeijkt t/m 1868. Tussen de jaartallen 1779-1726: XI. Boven 1753 het (nog) onbekende wapen.
(Foto: Oudheidkamer van het IJkwezen; Thijs Quispel)

 

Een gewicht van enige faam moet zeker in het kader van ons onderzoek worden vermeld. In de literatuur wordt het beschreven “als een loden krukgewicht dat een oorspronkelijke massa had van 10 Zwolse ponden” (welke Zwolse ponden?); “met rood koper is bekleed en in 1658 voor het eerst geijkt. Toen het metrieke stelsel in 1820 werd ingevoerd is het verzwaard met lood tot 5 kg. Het is daarna geijkt t/m 1868” (10). Het gewicht is 15 cm hoog en heeft een grootste diameter van 11,5 cm. Een vergelijkbaar gewicht, zoals te lezen is in de Metrovisie van 1983, zou aanwezig zijn in het museum “Het Sterckshof” te Antwerpen.
Na informatie en bestudering van foto’s bleek niet 1658 maar 1675 als eerste ijk erin te staan (15). Dit getal is naast het Zwolse wapenschild, met in de kwartieren Z V 0 L, ingeslagen. Ook een (nog) niet bekend wapen is te zien in het gewicht. Als laatste, niet metrieke ijk, is het jaartal 1818 ingeslagen. Opzienbarender is echter dat het niet een 10 ponder maar een 11 ponder moet zijn geweest. In het gewicht (zie foto) is duidelijk het Romeinse getal Xl te zien. Dit is de aanduiding voor 11 ponden. Er is altijd aangenomen dat er lood was bijgegoten om op 5000 g te komen (10 maal, het bekende, Zwols lichtgewicht van 479,9 g?). Nu blijkt gewoon dat er lood afgesmolten moet zijn toen het gewicht metriek werd gemaakt. 11 maal 479,9 of 11 maal 467,2 g; beide uitkomsten komen boven de 5000 g uit. Door het afsmelten van het lood zal de ruimte ontstaan zijn die te zien is aan de onderzijde van het gewicht. De totale ommanteling van het gewicht is van geel koper. Volgens ons is de Zwolse 11 ponder gemaakt uit de restanten van een oude messing kandelaar die men in 1675 heeft gevuld met lood.


Rest ons nog te vermelden dat dit zeer bijzondere gewicht een plaatsje heeft gekregen in de oudheidkamer van het ijkwezen te Delft! (Het P.0.M. kon de financiën voor de aankoop hiervan niet op tafel leggen. Het is maar waar je belangstelling naar uitgaat!) (Opmerking oktober 2010: Na de ontmanteling van de Oudheidskamer, eind 2001, kregen de musea die voorwerpen in bruikleen gegeven hadden die terug maar de meeste voorwerpen werden onder 40 musea verdeeld. Het over gebleven materiaal werd ingebracht op een veiling van de ‘Gewichten & Maten Verzamelaars Vereniging’ en de restanten zijn geveild bij Sotheby. Het Zwols museum heeft een doos met spullen gekregen maar daar zat niet het besproken Zwols handelsgewicht bij. Dat gewicht is namelijk terecht gekomen bij het Geldmuseum in Utrecht! Waarom? Waarschijnlijk omdat diegene die bij de verdeling aanwezig was het Zwols museum het gewicht niet gunde? Gerhard Schunselaar kwam er achter dat het gewicht in Utrecht was en heeft vanaf die tijd verschillende pogingen ondernomen om het gewicht naar het Stedelijk Museum van Zwolle te krijgen. Ondanks ettelijke telefoontjes bleek dat erg moeilijk zo niet onmogelijk.
Leest u even mee: Tijdens zijn eerste contact met de conservatrice van het museum in Utrecht vertelde deze dat zij zich sterk zou maken dat het gewicht permanent geschonken zou worden aan het Zwolse museum. Een mooi resultaat dus maar even later bleek dat een andere persoon in Utrecht zich er mee was gaan bemoeien en nu wilde men het gewicht wel afstaan maar in permanente bruikleen en dan moest er een officieel verzoek daartoe komen. Gerhard nam contact op met de conservatrice van het Zwols museum, Lidy van Dijk, zij zou een poging doen om de zaak op te lossen. Door een verbouwing in Utrecht werd de zaak op de lange baan geschoven, een aanvraag zou echter onderweg zijn. Bij navraag in Utrecht werd daar gezegd dat er geen aanvraag binnen was gekomen! Een duidelijk welles nietes spelletje. Later heeft Gerhard weer contact met Lidy opgenomen om te vragen hoe het er voor stond maar er was nog steeds geen schot in de zaak gekomen vertelde ze. Bekend is nog dat het geldmuseum in Utrecht in zijn notulen van 2007 heeft staan dat het gewicht niet in hun collectie thuis hoort omdat het Zwolse gewicht een handelsgewicht is en geen gewicht om munten mee te wegen.

Ondergetekende heeft op 12 april 2005 een gesprek gehad met de toenmalige directeur van het Zwols museum Herman Aarts. In eerste instantie ging dat over de vreemde zaken die gebeurd waren tijdens de tentoonstelling van de kerstcollectie maar gaandeweg werd er meer gesproken over de archeologie en de aanverwante zaken die in het verleden gebeurd waren. Herman was blij dat hij het nu ook eens van de andere kant hoorde en kwam tot de conclusie dat ze mij wel heel vreemd behandeld hadden. Toen ik het Zwols gewicht ter sprake bracht was hij geïnteresseerd en zou daar actie op ondernemen. (Dus wist van de hele zaak niets af!!) Op 26 oktober van dat jaar heb ik hem een mail gezonden omdat ik vernomen had dat Gerhard Lidy van Dijk nogmaals gebeld had met vragen over het gewicht waar hij geen antwoord op kreeg. Op dit moment zijn Herman Aarts en Lidy van Dijk bij het museum vertrokken en zijn er een nieuwe directeur en een nieuwe conservatrice (mevr. Brouwer) aangesteld. Gerhard heeft mevr. Brouwer nu tweemaal aan de telefoon gehad en haar uitgelegd wat er tot nu toe gebeurd was. Tevens gaf hij aan, net zoals hij dat bij Lidy gedaan had, dat het eens noodzakelijk was dat het gewicht opnieuw bestudeerd en beschreven zou worden omdat Egbert nieuwe gegevens over het gewicht ontdekt had en die in zijn artikel ‘Zwolse Gewichtigheden’ van 1989 (die u hiervoor aan het lezen was) vermeld had. (Deze gegevens waren tot stand gekomen door alleen maar een foto te bestuderen en wat er toen op te zien was te toetsen aan de gegevens die tot dusver beschreven waren! Daarom wilden wij een nieuwe publicatie wijden aan het Zwolse gewicht.) In het eerste telefoontje was mevr. Brouwer erg enthousiast maar bij het tweede telefoontje gaf zij plotseling aan dat ze niet van plan was om moeite te doen om het Zwolse gewicht terug te brengen naar de plaats waar het hoorde, namelijk Zwolle!! Omdat er in het museum allerlei veranderingen zouden plaatsvinden had zij geen ruimte voor zo’n gewicht!!

Het is toch niet te geloven hoe een conservatrice van een Zwols museum omgaat met ons erfgoed! Een gewicht met een doorsnede van 15 cm en daar zou dan geen ruimte voor zijn? Wat bedoelt zij precies met ‘er is geen ruimte voor’? De 300 jaar oude houten handelsbalans van 3.84 m breed en ± 1.60 m hoog en de houten graanmaten met z’n vele ijken, die in het depot opgeslagen liggen, zouden samen met dit besproken gewicht en de handelsgewichten die in de vitrine van het Zwols museum liggen een basis kunnen vormen voor een tentoonstelling met als titel ‘Zwolle en zijn handelsgebied’! Waarschijnlijk zal dit wel een te stoffige materie zijn zoals het ministerie al schreef toen zij geld moesten reserveren voor de Oudheidkamer van het IJk- en Meetinstituut te Delft. Toen ze er geen geld meer voor over hadden werd de Oudheidskamer opgeheven waardoor de geschiedenis van de Nederlandse Maten en Gewichten verspreid (verkwanseld) werd over de 40 musea en de kopers die op de veilingen waren afgekomen.

Het hier besproken gewicht is enig in zijn soort en belangrijk voor de handelsgeschiedenis van Zwolle. Het lijkt er op dat het museumwereldje niet wil luisteren naar twee heel gewone liefhebbers / verzamelaars die met hun vele publicaties over het onderwerp Maten & Gewichten aangetoond hebben over een grote kennis te beschikken over dat onderwerp en nu vastlopen op de bureaucratie tussen twee musea of moeten we denken aan onwil? We worden namelijk genegeerd want daar komt het gewoon op neer. Dit alles is niet in het belang van de geschiedenis en hier past maar één woord: SCHANDALIG!)

In memoriam Gerhard Schunselaar

Conclusie over het Overijssels type

Ter Pelkwijk schrijft op blz. 51 o.a. ‘Te Zwolle gebruikte men twee onderscheidene soorten van gewigten. De eerste was het waag- en de tweede het ligte of huis-gewigt’. Conclusies die uit dat gegeven zijn getrokken blijken duidelijk voor verbetering vatbaar. Nu voor het eerst een onderzoek heeft plaatsgevonden naar het Overijssels type is tevens komen vast te staan, dat in Zwolle meerdere gewichtseenheden in gebruik zijn geweest dan tot dusver werd aangenomen. Eén daarvan was het Overijssels type: een gewicht van lood met (rood)koper overtrokken. Wij willen hier duidelijk stellen dat het Overijssels type geen zgn. Zwols gewicht is maar een type gewicht dat tot nu toe alleen in Overijssel gangbaar was. Wij zien dit gewicht dan ook als een Stadshandelspond. Een citaat uit de Ordonnantie van 26 september 1726 geeft voor deze stelling een aanwijzing. Punt 7 van deze ordonnantie luidt: ‘Zullende ook geen winkeliers, kruidenier, apotheker of iemand anders tot zijn nering gewigt gebruikende in zijn huis mogen hebben of te houden enige loden, ijzer of ander gewigt van enen Ponden nederwaars gaande, anders dan van koper of met koper overtrokken en bij den gesworen ijker behoorlijk geijkt, bij boete van veertien stuivers van ieder stuk te verbeuren’.
Hier willen wij een opmerking bij plaatsen. Nergens is in overdrachtaktes te lezen dat de ijker een gewicht heeft dat hij kan gebruiken voor het ijken van het Overijssels type. In de stadsrekeningen staat wel dat Keulse gewichten op het Raadhuis aanwezig zijn. Moest daar soms mee geijkt worden? Het volgende vraagteken is; waar werden de standaarden van Zwolle en andere steden mee vergeleken. Had de Hanze of de Geestelijke macht hier iets mee te maken?
Zoals wij in het begin van het artikel al schreven waren er in Keulen 3 verschillende marcen in gebruik. In Zwolle zijn nu ook 3 gewichtseenheden bekend die opeenvolgend zijn. 1e Waaggewicht, 2e Lichtgewicht, 3e Stadshandelsgewicht. Het veranderen van de massa’s en inhouden, van gewichten en maten, kwam waarschijnlijk door belastingmaatregelen. Ook afspraken tussen Hanzesteden onderling, om hun eigen handel te beschermen, zal tot de veranderingen hebben bijgedragen. Of er nog andere gewichtseenheden in de stad gebruikt zijn zal in de toekomst moeten blijken. Onderzoek van nieuwe bodemvondsten - archiefstukken kunnen voor aanvulling zorgen. Misschien is de aanzet hiervoor door ons gegeven.


    Noten

  1. a. Nederlandsche gewichten, K.M.C. Zevenboom — D.A. Wittop Koning blz. 15, 16, 17.
    b. Over de standaarden van het Keulsch, Engelsch, Fransch, Hollandsch, Trooisch, Amsterdamsch en Brabantsch gewicht van de 13e tot het begin der 19e eeuw. Natuur en Mensch 51 (1931) J.G. Berck.
  2. Wij willen hier vermelden dat er een nieuw boek in voorbereiding is waar veel nieuwigheden, die ontdekt zijn na het verschijnen van 2000 Jaar Gewichten in de Nederlanden, in vermeld zullen worden. Na overleg met dhr. Houben is besloten om in dit artikel de vele tegenstrijdigheden, die in de literatuur vermeld zijn over gewichten, niet al te veel te benadrukken. Dit zal gebeuren in het nieuwe boek van Houben. Hierbij bedanken wij de heren G.M.M. Houben en C. Messer voor hun suggesties en aanvullingen betreffende dit artikel.
  3. Oud Kamperarchief O.A.K. inv.nr. 242.f0.40v-f0,41v.
  4. Een sluit of pijlgewicht bestaat uit in elkaar passende kommetjes/bakjes, waarvan de buitenste, het huis van een deksel met een scharnier en een sluiting is voorzien. Door de vorm van het gewicht noemde men dit ook wel huisjesgewicht.
  5. Handleiding-Overijsselse maten en gewichten. J. ter Pelkwijk blz. 52.
  6. Nederlands archievenblad; 49ste jaargang 1941-1943. Fockema Andreae blz. 196-197.
  7. Gemeentearchief Zwolle A.A.Z. 01-05375
  8. Gemeentearchief Zwolle A.A.Z. 01-079 blz. 562.
  9. Mondelinge mededeling van mevr. L. van Dijk, conservator P.O.M.
  10. 2000 jaar Gewichten in de Nederlanden. D.A. Wittop Koning — G.M.M. Houben. blz. 108.
  11. Overdrachtsakte van de ijker G. Morre 26 aug. 1792.