NIEUWE VECHT bij Berkum; de waterloop van Jacob van Deventer VANAF Zwolle?

VOORWOORD

Een wat langer geworden artikel dan gedacht waarin ik, soms wat kort maar ook wat uitgebreider, gegevens vermeldt in mijn in 1989 verschenen Zwols Archeologisch Dagboek(Z.A.D.1) en de publicaties die al meer dan 13 jaar op deze site te lezen waren. Ook is vanaf 2009 Z.A.D.1 met aanvullingen van veel kleurenfoto,s en teksten op deze site gezet. In die artikelen zijn conclusies vermeld die gebaseerd zijn op tientallen onderzoeken waarin de vondsten van archeologisch materiaal, gedateerde klei- en veenlagen en teksten uit historische akten zijn samengevoegd. Die feiten en conclusies worden nog steeds genegeerd en dat geeft bij mij ergernis.
Plaatselijke auteurs maken regelmatig artikelen zonder gebruik te maken van gegevens die zij wel kennen maar negeren omdat mijn naam en het Zwols Archeologisch Dagboek een besmet iets zijn. In onderstaand artikel ook wat teksten die al eerder in mijn publicaties te lezen waren maar waar ik nogmaals de aandacht voor vraag zodat u zich een beeld kunt vormen waarom Z.A.D.1 en mijn persoon genegeerd worden. Blijkbaar is het zo in Nederland dat als je geen titel voor je naam hebt, je niet iets kunt weten/ontdekken of uit kunt voeren zoals de wetenschap dat voorschrijft. Plagiaat is in de wereld van “wetenschap” geen zeldzaamheid zoals regelmatig naar buiten is gekomen. Ook plaatselijke schrijvers bezondigen zich daaraan. Bij gebruikte teksten is dan meestal geen bronvermelding te lezen. Interesse in meer gegevens? Lees dan mijn andere (water)artikelen op deze site, maar vergeet dan in ieder geval Z.A.D.2 niet. Dan leest u hoe de gevestigde kliek met mij om is gegaan. Mijn excuus voor de lange inleidende uiteenzetting en dubbele teksten in deze publicatie maar makkelijker kan ik het u niet uitleggen! Natuurlijk zullen bepaalde personen zich tijdens het lezen van dit artikel zich aangesproken voelen maar wat is belangrijker; “(mijn) waarheid of de kop in het zand steken”?


EVEN WAT RECHTZETTEN

In de loop der tijd zijn van verschillende auteurs artikelen verschenen over de geschiedenis van Zwolle, Berkum, “Nieuw Vecht” en de daarin gelegen “Oude en Nieuwe Verlaat”. “Kenners” hebben altijd vermeld en aangenomen dat de “Nieuwe Vecht” pas na 1600 zou zijn gegraven om zo een verbinding te bewerkstelligen tussen “De Vecht” bij Berkum en Zwolle! Lees aan het eind van dit artikel mijn toevoeging over het nieuw geplaatste bord bij het “Nieuwe Verlaat”.
Gegraven pas na 1600? Op de kaart uit 1545 van Jacob van Deventer, die hij maakte met gegevens van vóór 1545, is duidelijk te zien dat er toen vanaf “De Nieuwe Wetering”, nu het Almelose kanaal, door Jacob een vrij breed water is getekend dat wij nu herkennen als de “Nieuwe Vecht”. Waarschijnlijk is dat water ook de grens tussen verschillende Marken. Deze info is uitgebreid behandeld in Z.A.D.1 en in de publicaties “Nieuwe Vecht” en “Dieze Dossier” die vanaf 2010 op deze site zijn gezet.


Afbeelding 1
De kleurenfoto is gemaakt door de zoon van Herman Kamphuis; Berend Jan in Madrid waar de originele kaarten/stadsplattegronden, gemaakt door Jacob van Deventer in opdracht van Karel de Vijfde, gebonden zijn tot een atlas.
Tussen de blauwe pijlen de door Jacob ingetekende waterloop.
Onder 1 de Bankastraat
2 = Galgen tussen Vondelkade-P.C. Hooftstraat
3 = Kapel op de kruising Molenkampsweg-Katersteeg
4 = Wipstrikkerallee
5 = Assendorperdijk


Afbeelding 2
6 = Oude Meppelerweg
7 = Hogenkampsweg
X = Einde van de tekening ter hoogte waar rechts het water van ” De Aa“ de Nieuwe Vecht kruist. Heel jammer dat Van Deventer niet verder de waterloop heeft getekend want dan hadden wij kunnen zien of er vóór 1545 al iets aanwezig was op de plaats waar beide waterstromen elkaar kruisten. Een dam, een verlaat of een brug?
De donkere velden die Van Deventer op zijn plattegronden aangeeft zijn gebieden waar het drassig is of dat er kans was op overstromingen! Op die wijze werden de militaire leiders gewaarschuwd om niet via die gebieden een stad aan te vallen. Tussen 1-7 werd aan de Hogenkampsweg door de archeologische dienst Zwolle prehistorie gevonden.


Dat de “kenners” er altijd vanuit zijn gegaan dat de Nieuwe Vecht pas NA 1600 aangelegd zou zijn zal te maken hebben met de tekst welke ik ook al vermeld heb in mijn waterartikelen namelijk: “In het jaar 1597 op de dag van St. Lucie (13 december) namen Schepenen en Raden met de Gezworen. Gezworen Gemeente het volgende besluit: “dat het raadzaam zou zijn dat de Vecht, de rivier die zijn oorsprong had tot ver in Westfalen, met de stad zou worden verbonden, gelijk dit reeds van oude tijden begonnen was”. Echter: het laatste gedeelte van de zin geeft wel te denken. De tekst ”van oude tijden begonnen was”; welke tijdsperiode bedoelen zij? Was tussen pakweg 1545 en 1597 de “Nieuwe Vecht” niet meer bevaarbaar geworden? Was de Nieuwe Vecht toen dichtgeslibd of door zandstormen vol gestoven? En wilde men de waterstroom weer begaanbaar maken voor de scheepsvaart? En over welk gedeelte van de waterstroom gaat deze tekst? Typisch is dat in eerdere eeuwen dat graven/aanleggen ook al moet hebben plaats gevonden gezien de gegevens die ik toen ook al in mijn artikelen vermeld heb:“dat de Nieuwe Vecht al voor 1600 gegraven is maar ook de info uit het Markeboek van Dieze: “1533; ‘de wetering beginnend bij de Bagijnen over de Oesterenk tot aan de Westerveldsche siel tot zeegraven (tochtsloot) zal worden gemaakt’. (Onze eerdere mening dat het om een Wetering moest gaan op de plaats waar later de naam “Nieuwe Vecht’ opduikt hebben wij moeten herzien. Excuus voor deze fout.) Daarom de volgende uitleg over de tekst van 1533: ’Jammer is dat op de tekening van Van Deventer deze waterverbinding net niet te zien is. Alleen in de rechterbovenhoek van de tekening is nog een gedeelte van een overloopveld te zien. Alleen de waterverbinding, die nu de Westerveldsche Aa wordt genoemd en die een restant is van de oude (Vecht)arm die vanaf Dalfsen, Hoonhorst, Wijthmen en Ceintuurbaan onze kant opstroomde, komt hiervoor in aanmerking. De vermelding van ‘beginnend bij de Bagijnen’ kunnen we verklaren. Waarschijnlijk zal er bedoeld zijn door de ‘scriver’ dat er land of een woning aanwezig was waar de Bagijnen eigenaar van waren. In die tijd was het voor iedereen duidelijk waar dat was. Deze gedachte van ons werd bewezen toen we in de ‘Regesten van Berkenvelder, deel 6 van 1491-1500, lazen dat er op 3 maart 1496 land verkocht wordt. In het regest staat o.a. de tekst ‘Baghijnen-goet dat ligt op de Oesterenk’. Deze Bagijnen behoorden tot het St. Cecilia convent dat later opging in het Hervormd Weeshuis. De besproken wetering van 1533 zal een restant geweest zijn van de Vechtarm die o.a. Goudbeek en Hamming besproken hebben en waar ik, zie het artikel Ceintuurbaan, 14e-15e eeuwse scherven uit gehaald heb. Eens te meer het bewijs dat de Westerveldsche Aa als voorloper de Vecht(arm) heeft gehad. Lees daarom ook het artikel: “Dieze Dossier ”.

Nog een paar teksten uit mijn waterartikelen: ”Wanneer de aanduiding “Nye Vechte” voor het eerst is gebruikt, is niet helemaal duidelijk. In het regest 253 van 1386 (13) staat de tekst: „Nieuwe Weteringhe‟. Op de achterzijde van het origineel staat bijgeschreven: “Van den landen ende maden op de Nye Vechte”. Door het origineel is gestoken een charter d.d.”20 januari 1498.” Navraag op het archief leerde ons dat er voorzichtig moet worden omgegaan met dat soort aanduidingen omdat deze er nog na 1498 kunnen zijn bijgeschreven. In ieder geval heeft er iemand ná 1386 een plaatsbepaling van die Nieuwe Weteringhe gedaan”.

Die “Nieuwe Weteringhe” kan betrekking hebben op de tekst die R.v.B. aanhaalde in Overijssels Recht en Geschiedenis van 1982. Hij schrijft: “de in Berkum gelegen „Schuilenborgh‟. Dit zou een voorloper of andere naam zijn voor de “Campverbeek”. Hij citeert een tekst van 28 januari 1401: “Campverbeek gelegen in Bircmeder marke, streckende mitten ene eynde an die weteringhe ende mitten andere eynde op den Esch, achter die Sculenborch (Campverbeek)”. Opnieuw komt er een “Weteringhe” in beeld!

Ter info hier en wat later in mijn tekst een korte uitleg over R.v.B.. De rest leest u maar in mijn artikelen. R.v.B. was de man, kwam vaak over als een keurige alles wetende heer, die mij met zijn verzonnen verhalen bij meerdere personen en verenigingen in diskrediet heeft gebracht en zichzelf naar voren schoof als o.a. de stadsarcheoloog/kenner van Zwolle! IK was de persoon die in de 80er jaren van de vorige eeuw, bijna 200 locaties heeft onderzocht in Zwolle en z’n omgeving en waar ik gewapend met notitieblok en camera de gevonden gegevens vast heb gelegd. Die gegevens gaf ik door aan V.B. en die gaf dat dan weer door aan de provinciaal archeoloog A.D. Verlinde. R.v.B. wist het zo te brengen dat HIJ de persoon was die dat allemaal ontdekt/gedaan zou hebben! Dat hij zelden aanwezig was op de plaatsen waar ik onderzoek deed, vermeldde hij niet. Meestal nam hij een paar foto’s want op smerige handen was hij niet gesteld!

Beste “kenners” laat uw gedachten eens werken. Vóór die 15e eeuw was er al in Berkum een “weteringhe” en bewoningssporen op de Esch bij o.a. de Boerhaavelaan 7 vanaf minimaal de 8e-9e eeuw.

Als we de Boerhaavelaan zien als de “Esch” dan zou de “Campverbeek” aan de andere zijde gelegen zijn aan een “weteringhe”. Dat kan een restant zijn van een oude Vechtinstroom. M.b.t. voorgaande tekst ga ik er nog steeds vanuit dat ook toen het water altijd naar lager gelegen gebied stroomde. Wederom kan de door R.v.B. aangehaalde tekst van 1401 een aanwijzing zijn voor een (vroeg(er))water dat richting Zwolle stroomde op de plaats die ik hier behandel. En sinds het verschijnen van het Zwols Historisch Tijdschrift(ZHT) nummer 4 van 2023 is daaruit nog de tekst bijgekomen als aanvulling op 1497; “in 1497 werd aan de oostzijde van Zwolle begonnen met het graven van een “nye graft”. Die in 1498 ook al als “Nye Vechte” bekend stond”.

Of dat gegeven, “het graven van een nye graft”, uit het regest 253 van 1386 (13), afkomstig is, of uit het charter van 1498 is niet duidelijk want in het artikel, dat ik verderop in deze publicatie ga behandelen, is geen literatuurlijst aanwezig! Waar is die tekst gevonden? In ieder geval blijkt wel uit dat gegeven dat 100 jaar eerder dan 1597 er gesproken werd om werkzaamheden uit te voeren om een “nye graft” te graven die de auteur als de Nieuwe Vecht aanmerkt. Een ontsluiting? die er voor moest zorgen dat schepen niet, om naar Zwolle te komen, de 12 km langere omweg richting Hasselt en het Zwarte Water hoefden te maken en daardoor ook geen tol hoefden te betalen aan Hasselt of Kampen? Net als in latere tijden zijn er werkzaamheden geweest zoals ik al in mijn artikel “Nieuwe Vecht” heb vermeld: “Volgens de geschiedschrijver Geesink zou in 1651 de Nieuwe Vecht nog verdiept zijn. In de 18e eeuw zijn er net als in de 19e eeuw werkzaamheden geweest om de Nieuwe Vecht uit te diepen voor de scheepsvaart”.Ook dat de dijken van de Nieuwe Vecht zuidelijk vanaf de Ceintuurbaan tot aan de Turfmarkt begin 18e eeuw aangelegd/opgehoogd zijn heb ik beschreven. Over de naamgeving van wat is Nieuw/Nije heb ik eerder al een uitleg gedaan in de artikelen. Was er een oudere als er de naam Nieuw/Nije werd gebruikt?

Dan de aanduiding “in 1497 werd aan de oostzijde van Zwolle begonnen met het graven van een “nye graft”. Mijn vragen: waarom moesten er steeds werkzaamheden plaats vinden op de plek waar de Nieuwe Vecht zich bevond? En waarom zou er dan niet nog eerder dan de gevonden data een verbinding tussen “De Vecht” en Zwolle geweest zijn? Toen bewoners al voor de 10e eeuw zich in deze regio vestigden, ontwikkelden zich Marken en werd er via land maar ook via verschillende wateren voedsel en materialen aangevoerd. Bentheim was in de 14e eeuw al bekend als de graanschuur van Zwolle en ook het Bentheimer zandsteen, dat in veel gebouwen in Zwolle gebruikt is, moest vervoerd worden. Zwolle had in de vroege 15e eeuw al het stapelrecht en via Venebrugge werden via de Vecht door bootjes met weinig diepgang, zoals de Twentse Zompen of op houtvlotten, de goederen aangevoerd. Niet alles zal via de beddingen van de IJssel, vanaf Deventer, naar Zwolle vervoerd zijn. Ook gezien de discussie of voor 1200 de IJssel wel actief was op de plaats waar hij nu zijn bedding heeft. En dan moet je je ook nog afvragen hoe en waar de waterloop, die als Vecht bekend werd, gestroomd heeft in die vroege tijd.

In mijn publicaties vermeld ik regelmatig dat in verschillende eeuwen ons land te maken heeft gehad met droogtes maar ook van wateroverlast. Vooral de droogte in bijna de hele 10e eeuw in Nederland maar waarschijnlijk ook in West-Europa, onderzoek van H.A. Heidinga “Toen het weer droog was uit 1986”.
Die lange droge periode moet grote invloed hebben gehad op de waterhuishouding en op het wonen in ons land. Geen water dan ook geen leven. Als beddingen droog kwamen te liggen stokte de aanvoer van voedsel en materialen over water en moest er extra “per As, de zogenaamde Hessenkarren” via land worden aangevoerd. Stuifzand kreeg in die droge tijden vrij spel en de wind deed de rest. Dalen in het landschap werden daardoor vaak gevuld en zo kon het gebeuren dat oude, droog gevallen, beddingen dichtstoven met stuifzand. Beddingen waar nog een restant water in stond daar plakte het zand laag op laag en ontstonden o.a. stuifzandruggen waar eerder een bedding was. Dit verschijnsel is bekend als de omkeermethode! Beddingen die in latere tijden, toen wateroverlast weer toenam, toegankelijk gemaakt moesten worden. Ook ontstonden nieuwe beddingen omdat stuifzandruggen maar ook omgevallen bomen het opkomende water andere richtingen opstuurden.

MEER UITLEG

In de waterartikelen heb ik er een aantal keren op gewezen dat informatie die de wijkvereniging Berkum in haar verenigingsblad of op de site had vermeld niet overeen kwam met de feiten die ondergetekende samen met Herman Kamphuis in de 80-90er jaren van de vorige eeuw hadden gevonden. Meer dan 3000 sondeerrapporten werden door ons op de afdeling Bouw en Woning toezicht van Openbare Werken van de gemeente Zwolle onderzocht. Tevens mocht ik in de bouwputten de sondeerrapporten bekijken en kon, door daar aanwezig te zijn, constateren dat wat als grind(weerstand) aangegeven was niet altijd bleek te kloppen. (Denk ook eens aan de vertraging bij de aanleg van de fietskelder bij het station Zwolle! Op een plek waar heel vroeger een tak van de IJssel stroomde!)
Als er een boring plaatsvond kwam dat “grind” namelijk als veen naar boven!! De daarbij gevonden gegevens kon ik vergelijken met de door mij gevonden klei- en veenlagen tijdens opgravingen in de stad Zwolle en zijn omgeving. Gevonden archeologisch materiaal tijdens die opgravingen kon prima gedateerd worden. Zodoende kon ik alle gegevens samenvoegen en wist ik meer over de datering van de gevonden veen- en kleilagen. Lagen die vaak door geologen/auteurs (die teksten van elkaar overschrijven) veel ouder gedateerd waren (met een natte vinger dus). Samen met de door Herman Kamphuis gevonden historische gegevens zijn er artikelen gemaakt voor mijn, 184 bladzijden tellende, Zwols Archeologisch Dagboek dat op deze site onder het kopje “Archeologie” te vinden is. Tevens is in de verschillende waterartikelen informatie vermeld over de miskleunen van de geologische dienst m.b.t. het vermelden op kaarten van rivierduinen en dekzandruggen. Dekzandruggen die aan de oppervlakte zouden liggen of ergens op een bepaalde diepte. Auteurs staren zich blind op die kaarten. Onder zogenaamde rivierduinen bleken bewoningssporen in Windesheim en Zandhove jonger te zijn dan de 10000 jaar ouderdom die voor de rivierduinen op de kaarten wordt aangegeven!! De daar gevonden bewoningssporen bleken bedekt te zijn door zandlagen die veel jonger zijn dan dat op de geologische kaarten aan wordt gegeven! Die problematiek heeft o.a. te maken met de droge periodes die ik u probeer duidelijk te maken.


Afbeelding 3
Op de voorzijde van Z.A.D.1 een opname die ik gemaakt heb tijdens mijn opgravingen in het “Hof van Zwolle” in 1982.
Aan de zijde van de Kamperstraat werd het pand van de Technische Unie gesloopt. Een doorkijkje wat ik vast wilde leggen: een unieke opname.

Na het verschijnen van Z.A.D.1 ben ik steeds bezig geweest om informatie te verzamelen om dat te kunnen gebruiken in mijn zoektocht waar en hoe waterstromen in het (verre)verleden van invloed zijn geweest op de ontstaansgeschiedenis van o.a. de stad Zwolle en zijn omgeving. In een aantal publicaties heb ik de gegevens die ik tijdens mijn opgravingen vond achteraf met elkaar kunnen koppelen. Door gebruik te maken van Google Earth en daar dan de perfecte kaart van Van Deventer op te projecteren, kwamen er zeer interessante zaken in beeld die nog nooit door andere auteurs gezien/ontdekt waren/zijn. Tevens zijn in mijn bezit de kopieën, dank aan de toenmalige medewerker van het Historisch archief Henri van Dijk, van de Markeboeken van Assendorp, Dieze en Berkum. In de Markeboeken heel veel interessante informatie voor de liefhebber.

CONCLUSIES die Herman en ik toen al in Z.A.D1 getrokken hadden, zijn veelal genegeerd ondanks de vele bewijzen. Auteurs die hele lange tenen hebben en zich aangesproken voelden alleen maar omdat wij hun verhalen over waterstromen, ontstaansgeschiedenis etc. in twijfel trokken en soms als leugens betitelden. Tja, nare reacties die Herman en ik in het verleden menigmaal moesten lezen of in gesprekken meemaakten. Een ing. Hamming maakte het zelfs helemaal bont:hij schrijft een recensieartikel en kraakt niet alleen onze onderzoeken af maar negeert ook publicaties van wetenschappers en bekritiseert teksten die helemaal niet voorkomen in ons artikel! Hamming: was dat nu echt nodig om je naam op te houden? Meer hier over in WW2.

UITSCHAKELEN en waarom?

Hierna enkele uitgebreide voorbeelden hoe het spel gespeeld werd om ons, maar hoofdzakelijk mijn persoon, in een kwaad daglicht te stellen om eigen gewin te beschermen: Gerard Schunselaar maakte een artikel over Zwolse gewichten voor het tijdschrift (ZHT) van de Zwolse Historische Vereniging. Bij de literatuurlijst had hij het Z.A.D genoteerd. Het artikel zou alleen geplaatst worden, zo verwoordde mevr. Wormgoor het aan Gerard, als hij het Z.A.D. uit de literatuurlijst zou verwijderen!

Hoe R.v.B. mensen wist te beïnvloeden: in 1984 werd ik door de gemeente Zwolle aangesteld en betaald om in de bouwput voor de nieuwe bibliotheek aan de Spoelstraat, archeologisch onderzoek te doen/leiden. Afgesproken werd dat de vondsten naar de gemeente gingen en dat er tijdens de opgravingen geen publiciteit werd gezocht. Tekst uit artikel Bibliotheek:”De ruzie die met R.v.B. was ontstaan had z’n oorzaak in het plotseling verschijnen van een krantenartikel (Zwolse Courant 6-12-84). In dat artikel werd door R.v.B. de tot dusver gedane vondsten in de bouwput uitgebreid en voorbarig verhaald. Omdat niemand de pers mocht inlichten voordat de hele opgraving achter de rug zou zijn (afspraak met V. Kregten van Openbare Werken), kwam het artikel vreemd over. Toen de volgende dag enkele opzichters van de bouw R.v.B. hierover aanspraken werd deze kwaad. Ook de R.O.B.-correspondent c.q. adjunct-directeur van de bibliotheek, Gert Oostingh, vroeg R.v.B. om opheldering. Na R.v.B.’s antwoord: “Egbert komt wel vaker in de krant(!) en hij wordt er voor betaald’, verdween hij woedend uit de opgraving (en jatte ook nog even de opgravingtekening van mij mee). En dat voor iemand die altijd als een heer overkomt!

Afbeelding 4
Een ijzeroven, die ik op een sneeuwige zaterdagmiddag ontdekte, bleek in de 13e eeuw buiten gebruik geraakt te zijn, waarschijnlijk door het opkomende water. Bovenop de restanten van de oven had het water een 20 cm dikke kleilaag afgezet. In deze kleilaag, die van zuid naar noord opliep van 0.65-1.2 m +N.A.P., bevonden zich kogelpotscherven met kam-bezemstreek versiering (Besenstrich). Afval van deze (?) oven, slakken, ijzeren sintels (breeuwkrammetjes), was samen met huisafval gebruikt om het er naast gelegen lagere terrein op te hogen. Waarschijnlijk is dit gedaan om zich tegen het al eerder genoemde opkomende water te beschermen.

In een artikel welke 15 december ‘84 in de Zwolse Courant verscheen werden door Dirk v.d. Schrier foute gegevens van R.v.B. gebruikt om, over onze ruggen, de stadsarchivaris drs. F.C. Berkenvelder aan te vallen. V.d. Schrier, die door R.v.B.!, net als vele andere,uitgenodigd werd om eens in de bouwput te komen kijken, heeft daar maar een enkel uurtje doorgebracht maar weet zelfs te schrijven ‘dat dankzij de volharding en doorzetting van de archeoloog R.v.B. de vondsten zijn gedaan’(!). Van wie zou hij deze desinformatie verkregen hebben? Opm. Egbert: R.v.B. is ook, net als ik, gewoon een amateurarcheoloog. Hij doet zich wel voor als een professionele (zie Ziekenhuis Weezenlanden: daar is hij ook ineens de Stadsarcheoloog van Zwolle!)

Eind december was de opgraving gedaan en toen ik thuis kwam lag de Zwolse Courant er. Daarin stond een artikel van R.v.B. en V.d. Schrier; ‘Diezerstraat ook in verleden al belangrijk’. Vol ongeloof begon ik dat te lezen waarbij mij de tranen in de ogen sprongen. Een artikel van twee egotrippers waar zij gebruik maakten van gegevens die verder door niemand gebruikt mochten worden, maar wat nog erger was dat er grote fouten in het artikel stonden. Vooral vertalingen van oude aktes die niet klopten! Niemand van de andere personen die bij de opgraving betrokken zijn geweest hebben een eerlijke kans gehad om hun mening of andere gegevens naar buiten te brengen. Dit voorrecht is ook mij, als betaalde kracht en verantwoordelijk voor de opgraving, niet beschoren geweest. Daarom o.a. dat ik het Z.A.D. geschreven heb. (V.d. Schrier was, als fractievoorzitter van de VVD en hoge ambtenaar bij de provincie, in de ogen van R.v.B. een belangrijk persoon waar hij z’n voordelen mee kon halen, en dat zal de drijfveer geweest zijn voor die samenwerking) Toen ik benaderd werd door Jaap Hagedoorn van de Zwolse Historische Vereniging om een artikeltje te schrijven voor het verenigingsblad, was ik eerst afwijzend. Na enig aandringen van hem besloot ik het toch te doen. Ik stelde wel dat in het kleine artikeltje de zin “dat sommige personen archeologie met zelfverheerlijking verwarren”, geplaatst moest worden. Hagedoorn, die tijdens de opgraving enkele malen aanwezig was geweest en daardoor wel op de hoogte was van de werkelijke gang van zaken maar mij verder nooit heeft gesteund, ging hiermee akkoord.

Na het verschijnen van het Z.H.T., 1985-1, brak de feitelijke ruzie pas echt goed los. R.v.B. wist de, van de ware feiten onkundig gehouden gemeenteambtenaren, beroepsarcheologen en bestuurders voor z’n karretje te spannen. Gezamenlijk bedreigden en intimideerden ze mij. Zelfs gerechtelijke(!) stappen wilden zij tegen mij laten ondernemen als ik niet naar hun pijpen wilde dansen. De bibliotheek wilde een boekje, in de serie ‘Ach Lieve Tijd’, ‘Van provinciehuis tot bibliotheek’, uitgeven waarin de geschiedenis van de bibliotheek, de panden en natuurlijk de opgraving in vermeld zouden worden. Het bestuur wilde plotseling het archeologisch onderzoek eerst niet plaatsen maar Gert Oostingh drong erg aan. Het resulteerde in een kort stukje tekst maar mijn naam mocht er niet in.


Afbeelding 5
Gert heeft toen een foto uitgezocht waar ik met Gert op stond tijdens het uitgraven van een oude beerput. Dat was het enige dat hij voor mij kon doen. Ook hier bleek dat R.v.B. overal zijn vriendjes aan het werk had gezet zonder dat zij zich op de hoogte hadden gesteld van de ware feiten.

Dat R.v.B. boter op z’n hoofd had, bleek toen in maart een aflevering verscheen van Westerheem, 2/3 1985. R.v.B. en Vincent van Vilsteren bleken hiervoor een artikel geschreven te hebben dat over het stadskernonderzoek van Zwolle gaat. Zelfs de laatste opgraving (bibliotheek) was al verwerkt!
Dat dit vreemd was blijkt uit het volgende: gegevens en vondsten die tijdens de laatste weken van de opgraving gedaan waren (waar dus R.v.B. en V.T.v.V. niet bij aanwezig waren geweest) had ik in mijn bezit. Toch wist R.v.B. zoals zo vaak, een prachtig historisch verhaal te schrijven. Ook conclusies durfde hij te trekken. Dit geeft wel aan hoe gemakkelijk hij historische vaststellingen deed. (En die daardoor een eigen leven zijn gaan leiden.)
De problematiek rond deze- en andere opgravingen is door mij verschillende malen bij verantwoordelijke instanties aangekaart. Met als resultaat: nul komma nul. Sterker nog: in plaats van een excuus door de heren (sorry, we waren niet van de ware feiten op de hoogte), besloten zij de kringen te sluiten om zodoende hun eigen ‘prestige’ te beschermen. Het resultaat van deze opgraving is dat door de controverse met R.v.B. de uitwerking van de gedane vondsten niet verder heeft kunnen plaatsvinden door mij en dat de voorwerpen maar summier gefotografeerd zijn. Het vondstmateriaal is door mij overgedragen in eerste instantie aan R.v.B. en de laatste gedane vondsten zijn overgedragen aan de provinciaal archeoloog A.D. Verlinde. Alles is naar het depot van het P.O.M. gegaan en er is nooit meer iets meegedaan, behalve dat de gevonden tinnen lepel in een vitrine van het museum te bewonderen is. Omdat R.v.B. mijn opgravingstekening mee had gejat, moest ik noodgedwongen mijn gemaakte dia’s snel laten ontwikkelen en kon ik zodoende samen met mijn goede geheugen en een bouwtekening de meeste gevonden gegevens weer intekenen en later gebruiken in een artikel in Z.A.D.1..
Hierna is uit enkele artikelen van Z.A.D.1 verkort te lezen op welke wijze de heren zichzelf probeerden te beschermen. Door Egbert het zoeken haast onmogelijk te maken, dachten zij hem uit te schakelen. Jammer voor hen, maar hij wist toch op vele plaatsen, waar stadsarcheoloog of andere amateurs geringschattend over dachten, meer dan interessante vondsten te doen.


Afbeelding 6
In de Swollenaer van 16 december 2020 stond een artikeltje dat ging over een archeologische vondst tijdens het onderzoek in 1984 op de plaats waar de bibliotheek aan de Spoelstraat zou komen. Het fragment dat toen door mij werd gevonden, Maria Sole 1450-1500, en ik afgestaan heb aan de gemeente Zwolle, blijkt nu 40 jaar later interessant genoeg om dat te beschrijven? De tekst was afkomstig “afdeling erfgoed gemeente Zwolle”. Dit voorwerp had ik ook al afgebeeld in Z.A.D.1 op blz. 12 en in 2009 op mijn site.

Na deze opgraving is er een verwijdering geweest tussen R.v.B. en mijn persoon. Maar heb ik met een aantal personen contact gehouden en hebben wij op onze wijze, met behulp van de rijkscorrespondentiekaart van Gert Oostingh verder onderzoek gedaan op plaatsen waar anderen het af lieten weten/de belangrijkheid er niet van inzagen. Zoals de plek waar de Hartchirurgie van het ziekenhuis De Weezenlanden zou komen.

Van oktober 1985 t/m januari 1986 heeft ondergetekende samen met 7 personen de werkzaamheden in de gaten gehouden omdat ons vermoeden was dat op die plek, Mariënboschklooster,wel eens interessante vondsten gedaan konden worden. Niemand anders bleek interesse te hebben. Blijkbaar ging men er vanuit dat er na de verwijdering van de kelders onder het ziekenhuis zoveel verstoring in de ondergrond zou zijn dat er weinig archeologische gegevens te voorschijn zouden komen. Enneeee, het was buiten de stadsgrachten!


Afbeelding 7
Eind 1985 waren er nog winterse omstandigheden met temperaturen van zelfs min 15 graden en sneeuw. Dan onderzoek te doen is geen pretje.

De tekst hieronder uit het artikel “Ziekenhuis De Weezenlanden” heb ik gekopieerd om u een inzage te geve hoe R.v.B. mensen kon bespelen en manipuleren en daardoor zo te beïnvloeden om ons buitenspel te zetten. Achteraf, ook nu nog na vele jaren, blijf ik mij verbazen dat die belazerde personen er ingetrapt zijn. Leest u gerust even verder.
“ In de 3½ maand dat het oude ziekenhuis werd gesloopt en de grondwerkzaamheden plaatsvonden, verschenen er in de ‘Zwolse Courant’ en in het weekblad ‘De Peperbus’ artikeltjes, met foto’s, waar de vorderingen van deze werkzaamheden in vermeld werden. Zo kon iedereen lezen wat er in het gebied ‘De Wezenlanden’ gebeurde. Niet eenmaal hebben A.W.N.-coördinator R.v.B., prov. archeoloog Verlinde of andere ‘geïnteresseerden’ de moeite genomen om de bouwput met een bezoek te vereren. Toen eind 1985 de drie boomstamputten en veel 11e-12e eeuws materiaal en huisplattegronden werden gevonden is telefonisch contact gezocht met de R.O.B. in Amersfoort. Terwijl wij dus rond Kerst en Nieuwjaar in ijzige kou vondsten deden bleek de beroepsarcheologie met vakantie te zijn. Deze vakantie zij gegund, maar dan achteraf geen gezeur over het niet op tijd melden van vondsten. Hierbij wil ik u nog laten weten, en absoluut niet als een excuus aan wil voeren, dat op 3 januari 1986 mijn stiefvader, Jan de Graaf, in datzelfde ziekenhuis is overleden. Tijdens zijn ziekbed was ik dus regelmatig buiten maar ook in het ziekenhuis te vinden. Toch heb ik in die moeilijke dagen zo veel mogelijk mijn werk gedaan.

Toen in januari ’86 G.Oostingh, als R.O.B.-correspondent, provinciaal archeoloog Verlinde belde met de mededeling dat er zeer interessante vondsten waren gedaan, verscheen rond die tijd, zo hoorden wij later van de bouwuitvoerder, ”een zich als de stadsarcheoloog van Zwolle! voorstellende oude man” in de bouwkeet’. Deze man in kwestie, R.v.B., vroeg of hij archeologisch onderzoek mocht doen in de bouwput. (Er werd al beton gestort!) De uitvoerder antwoordde: ‘Al drie maanden lang is een groep bezig waarnemingen te doen met toestemming van de grondeigenaar. U bent wel erg laat hiermee’. R.v.B. werd woedend en heeft toen zijn beklag gedaan bij Verlinde. ‘HIJ de ‘stadsarcheoloog van Zwolle’ mocht van een uitvoerder niet in de bouwput’. Toen belde hij maar enkele keren naar de bouwcoördinator van het ziekenhuis dhr. Michies en vertelde: ‘Jullie moeten niet met die lui in zee gaan want het zijn allemaal handelaren’. (Een opmerking voor de lezer: R.v.B. is een amateurarcheoloog net als wij maar hij matigt zich aan dat hij het alleenrecht heeft om onderzoek te doen en via die slinkse manier heeft R.v.B. al vele malen uitvoerders van de bouw, ambtenaren en mensen uit zijn leefomgeving op het verkeerde been gezet.) Wij hebben het vermoeden dat toen Oostingh eind januari Verlinde op de hoogte stelde van de vondsten in de bouwput Verlinde toen R.v.B. gebeld heeft met het verzoek om eens in die bouwput te gaan kijken. Ook zal het krantenartikel over onze opgraving, dat in de Zwolse Courant op 29 januari 1986 verscheen, de aanleiding geweest kunnen zijn voor de woede van R.v.B.. Toen eind januari ‘86 in Deventer een A.W.N.-bijeenkomst was georganiseerd over opgravingen in Deventer, presteerde R.v.B. het om in het bijzijn van bestuursleden! dhr. Kamphuis met zijn vrouw o.a. toe te snauwen ‘Maffiapraktijken’ en ‘die Dikken denkt dat hij dat historisch wel kan doen’ en ‘weet Verlinde dit?’. Het schuim wat dan tussen z’n lippen verschijnt doet een wereldkampioen bellenblazen blozen.

Afbeelding 8
Henri van Dijk bezig om de laatste plank van de vierkante houten put bloot te leggen. Ook hier was het weer opschieten geblazen want de grond moest gevlakt worden voor de betonstort. Op de achtergrond was al beton gestort maar ons werd nog gegund om de put leeg te maken.

Van een jongere vierkante houten afvalput (P4) was alleen de laatste plank nog aanwezig. Het hierin aangetroffen aardewerk en glas uit de tweede helft van de 17e eeuw was kapot gedrukt tot zeer veel kleine scherven omdat de zandauto’s juist over deze plek hun afvoerroute hadden.
Op 4 februari kwam Verlinde bij mij thuis om het vondstmateriaal te bekijken en werd in het bijzijn van Oostingh en Kamphuis de problematiek rond het melden en de uitval van R.v.B. in Deventer doorgesproken en naar wij dachten, uitgepraat. Verlinde kwam toen met het (opgeklopte)verhaal over R.v.B. aan. Deze had bij hem zijn beklag gedaan omdat hij weggestuurd zou zijn uit de bouwput. Wij moesten daar natuurlijk om lachen en dat viel niet in goede aarde bij Verlinde. Na het gesprek heeft Verlinde het vuursteenmateriaal, op ons verzoek, gedetermineerd. 6000 jaar voor de jaartelling! Het andere (scherf)materiaal, waaronder volgens mij ook gebruiksvoorwerpen uit die tijd, werd nauwelijks een blik waardig gegund maar heb ik wel afgebeeld in de publicatie over de opgraving op de site. Wat er daadwerkelijk gebeurd was met R.v.B. hebben wij toen nagevraagd bij de bouwopzichter Michies. Hierboven heeft u dat kunnen lezen. Ik heb Verlinde over de werkelijke gang van zaken op 6 februari, doormiddel van een brief daarvan op de hoogte gesteld.

Over de problemen die R.v.B. in Zwolle steeds maakt is later de R.O.B.-directeur Van Es uitvoerig door ons geïnformeerd. (Op de brieven naar Verlinde en Van Es hebben wij nooit een reactie gehad!) Bijna 3 jaar later worden wij plotseling ervan beschuldigd een illegale! opgraving te hebben verricht en, als zij (de kritiek was niet ondertekend) het onderzoek hadden gedaan zou er een diepgaander verslag verschenen zijn (Overijssels Contactbericht 1988). Een kort antwoord hierop:
a. Illegaal: Een R.O.B-correspondentiekaart van Gert Oostingh blijkt dan een illegaal iets te zijn waar vele mensen in ons land zich van bedienen. Ook dus R.v.B..
b. Verslag-diepgang: Er is al vermeld dat de opgraving alleen mocht plaatsvinden als de bouw absoluut niet gehinderd werd. De winterse omstandigheden waren ook niet om naar huis te schrijven want als je met 15 graden vorst een opgraving wil doen zul je met die temperaturen direct achter de machines aan moeten lopen want anders is de grond bevroren en komt er geen schop meer de grond in. Ik wil nog eens benadrukken dat de meeste vondsten pas gedaan konden worden toen de bouwput aan het eind van december op diepte werd gemaakt. De maanden daarvoor was het eigenlijk alleen maar opletten of er iets tevoorschijn kwam. Niemand maar dan ook niemand anders dan onze groep heeft toen de moeite genomen om eens bij de sloopwerkzaamheden te kijken terwijl de vorderingen van de sloop regelmatig in de krant te lezen waren!

Van de boomstamputten waren stukken hout meegenomen voor jaarringonderzoek (dateringmogelijkheid). Oud Zwollenaar Dirk de Vries en vriend van R.v.B., (en van Gert Oostingh)was werkzaam bij de Rijksdienst Monumentenzorg (en nu in 2010 daar directeur van!) werd bereid gevonden om dit voor ons te doen. In het bijzijn van G. Oostingh werd bij mij thuis door Dirk de benodigde monsters genomen. Hij verzekerde ons dat het prima zou lukken. U begrijpt het denk ik al. Deze Dirk de Vries, die later ook in de kwestie Klooster Windesheim een dubieuze rol zou gaan spelen, liet niets meer van zich horen. Na lange tijd zocht G. Oostingh contact met Dirk en vroeg hoe het onderzoek was afgelopen. Dirk vertelde dat het moeilijk en te veel werk was! Uit dit hele verhaal blijkt duidelijk dat achteraf door de ‘beroeps/vriendjes’ eendrachtig wordt samengewerkt om amateurs, die wel de belangrijkheid van deze locatie inzagen, in een kwaad daglicht te plaatsen.
Naar aanleiding van het anonieme verslag in Overijssels Contactbericht 1988, heeft drs. H.R. Kamphuis contact opgenomen met de Culturele Raad van Overijssel. Zij waren namelijk verantwoordelijk voor het contactbericht. Nu bleek dat de auteur van het artikel Mevr. drs. I. Wormgoor was. Deze persoon had connecties met R.v.B.. U snapt denk ik wel waar de opmerkingen vandaan zijn gekomen! Tevens werden in haar verslag zaken aan de kaak gesteld die Kamphuis later ontkracht heeft maar de redactie van ‘contactbericht’ was niet bereid om zijn terechtwijzingen in een volgende uitgave van ‘contactbericht’ te plaatsen!! Ondanks twee verzoeken van zijn kant bleef de redactie, G. Buist, daarin volharden! Opnieuw werden de gelederen gesloten!

Mijn dank gaat uit naar het ziekenhuis De Weezenlanden, met name mevr. W.M. Kuijpers en directeur dhr. L.J.A. Hogendoorn. Deze hebben met hun positieve adviezen ervoor gezorgd dat in de Polikliniek van het ziekenhuis een vitrine kon worden geplaatst met het gevonden materiaal. Zo kunnen bezoekers kennis nemen van een stukje geschiedenis. Samen met H. Kamphuis en G. Oostingh werd de ‘Ach Lieve Tijd’-aflevering ‘Van boerderij tot artsenij’ geschreven. Het boekje, dat volgens afspraak een gemakkelijk leesbaar geheel moest worden, werd door het bouwteam aan het ziekenhuis De Weezenlanden aangeboden. De opbrengst hiervan komt ten goede aan een project in Ghana”. Sorry voor deze ruime uitleg maar dan heeft u een idee gekregen hoe er tegen ons samen gespannen werd.
De informatie over gevonden sloten, NAP-hoogtes, huisplattegronden en stuifzandlagen bovenop klei, veen en verdere bewoningssporen zijn keurig beschreven in het artikel op deze site.


Afbeelding 9
Opmerking 2024: De vondsten waren te zien in een vitrine die in de hal van de poliafdeling stond. In 2014 toen het Ziekenhuis afgebroken werd zijn de vondsten door de Zwolse archeologische dienst zonder overleg en zonder onze toestemming binnen gepikt!

Afbeelding 10
23 maart 2020 verscheen er in de Swollenaer een klein artikel “Een bijzondere kom uit Venetië”. Tekst: afdeling Erfgoed gemeente Zwolle, Geertje Havers. Zij beschrijft de vondst van het Lattimoglas die Henri v Dijk en ik deden op het eind van de opgraving toen de bouwput klaar was en er al gedeeltelijk beton was gestort (afbelding 8).


Ook de persoon Frits Zeiler is onder invloed van R.v.B. gekomen. De historicus nestelt zich in allerlei verenigingen en is de vazal van R.v.B. die hem allerlei verhaaltjes op de mouw spelde. Zeiler pikte van mij teksten maar maakte het helemaal te bont toen hij zich achteraf ook nog bemoeide met mijn opgraving in Heino, november 1987, met Joop Bredewold. Wij vonden daar sporen van de vroegste bewoning van Heino op het terrein van de Munnikkenhof. Zeiler heeft, op verzoek van de IJsselakademie, een boekje gemaakt “Windesheim Rentambt en dorp” (27 april 1992). Na 2 jaar zweten was dat boekje klaar en konden Herman Kamphuis en ik constateren dat hij veelal in zijn teksten gebruik heeft gemaakt van oude gegevens over het klooster en de “resultaten” uit het archeologisch onderzoek naar het klooster in Windesheim door eerst! R.v.B. en later samen met stadsarcheoloog Hemmy Clevis. Zeiler weet eigenlijk niet goed wat hij met die oude gegevens moet doen. Het blijft bij gissingen, speculaties en “we kunnen niet alles aanduiden”. Waarom gebruikt hij niet de door Herman en mij gevonden gegevens/bewijzen over het klooster Windesheim die in Z.A.D.1 staan en in een aparte publicatie op deze site? Met Zeilers teksten is het er toen niet overzichtelijker op geworden waar het klooster gelegen zou zijn. In zijn tekst neemt Zeiler wel de werkmethode en visies van andere auteurs op de korrel. Maar later in zijn tekst verzacht hij (met de stroopkwast) dat een beetje en Herman en ik noemden dat toen “de kool en de geit sparen”. Leest u op deze site mijn artikelen over het Klooster Windesheim want dan weet u wel waar het Klooster te vinden is.

Besproken problemen zijn vaak wat uitgebreider door ons als ingezonden brieven geplaatst in de Zwolse Courant of naar bepaalde personen, organisaties en verenigingen gestuurd. Maar weinig personen wilden zich in dit wespennest begeven en zo kon R.v.B. doorgaan met zijn IKKE verhaal. De “mooiste” reactie vond ik nog die van de secretaris van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland die mij adviseerde om een cursus beleefdheden te gaan volgen! Tja, kritiek krijgen of dat je op je fouten gewezen wordt, blijkt niet bij iedereen gezellig over te komen. Daarom het “Jullie kennen Egbert wel gezien zijn inkomen met een gestrekt been” zoals Harry Bouwhuis dat noemde toen hij mij, januari 2020 tijdens een bijeenkomst van de ZHV, aankondigde en mij het Zwols Historisch Tijdschrift overhandigde. Dat ging over de Zwolse Speeltuinen. Ik had Harry namelijk op weg geholpen omdat ik op mijn site als eerste over speeltuin Assendorp had geschreven i.v.m. de geschiedenis van mijn vader Herman Dikken.
De voorbeelden zijn een kleine greep uit vele aanvaringen waar wij mee te maken hebben gehad en hoe wij(ik) behandeld zijn(ben). Briefwisselingen kunt u bij mij op de Botlek 30, na afspraak, inzien. Maar nu weer verder.


ONDERGROND BERKUM

Uitgebreid zijn de onderzoeken van de sonderingen in de waterartikelen te lezen. Van Berkum daarom hieronder een korte vermelding.
Niet alleen onder een groot gedeelte van de nieuw gebouwde huizen in Berkum maar vooral aan de zijkanten van de “Nieuwe Vecht” zijn er op een diepte van 8 tot zelfs 16 meter verstoringen in de ondergrond aanwezig. Daarom dat vele huizen langs de “Nieuwe Vecht” te maken hebben met verzakkingen en scheuren in de muren. Bij de bouw van woningen moesten soms heipalen vele meters diep de grond in. Verstoringen waar plaatselijke auteurs aan voorbij gaan en blijven volhouden dat Berkum op een dekzandrug zou liggen. Op welke diepte ligt die dekzandlaag dan? Als u toch vol wilt houden dat Berkum direct op een dekzandrug zou liggen moet u toch beter de Geologische kaart bekijken. Daar is heel duidelijk op te zien dat o.a. op de plaats waar de Nieuwe Vecht ontstaan is de “dekzandrug” doorbroken is. Een Beekdal? Door verspoeling van het water uit de Vecht en/of het Reestdal?
Als op geologische kaarten dekzandruggen (of rivierduinen van 10000 jaar oud) aangegeven zijn moet dit niet altijd als waarheid gezien worden zoals ik hierboven al kort aangehaald heb. Dat alles in Z.A.D1 en op deze site met feiten uitgelegd. Over stuifzanden of oude beddingen hebben die plaatselijke auteurs blijkbaar nog nooit hun gedachten laten gaan. In Berkum en zijn omgeving kunnen restanten liggen van heel oude stroomruggen of stuifduinen of zelfs van een gedeeltelijke kort aan de oppervlak liggende dekzandrug; zie WW1. Maar u moet het landschap van vóór de jaartelling of er na niet altijd zien als een vlak biljartlaken. Een oude stroomrug of dekzandlaag kan in de vele eeuwen onderbroken zijn door weersinvloeden of menselijk ingrijpen. Bijvoorbeeld door vergraving of in dit geval door een overstromende Vecht toen er nog geen dijken waren waardoor het landschap zelfs geëgaliseerd kon worden. Zoals het gebied tussen Dalfsen en Berkum. Lager gelegen delen van dat landschap zullen door waterstromen gebruikt zijn om nieuwe beddingen te vormen o.a. richting Berkum en Zwolle.
Een landschap dat honderdduizenden jaren onderhevig is geweest aan klimaatveranderingen. Deze veranderingen zijn van alle tijden. Nu emmeren wij als er een paar jaar een warme en droge zomer is geweest en we te maken hebben gehad met regenachtige maanden waardoor wij ons eindelijk realiseren dat we kwetsbaar zijn. Mensen, accepteer dat er niets nieuws onder de zon is. Dat wij als mens de natuur een handje geholpen hebben en dat daardoor een klimaatverandering eerder plaatsvindt, ben ik overtuigd. Maar niemand maar dan ook niemand die weet hoe snel o.a. de zeespiegel gaat stijgen of hoe wij op korte termijn de gevolgen van de klimaatverandering in ons land zullen bemerken. Maatregelen zullen genomen moeten worden zoals water opzuigen uit de rivieren en dat via pijpleidingen doorpompen naar o.a. de zandgebieden in Drenthe, Twente en Achterhoek voordat de landbouw daar door droogte gedoemd is te verdwijnen.
Als je zoiets niet wilt begrijpen/accepteren uit geloofsovertuiging of omdat het niet in je kraam/tekst past/uitkomt, ga dan geen artikelen schrijven met verkeerde/verouderde gegevens om alleen maar te schrijven!


HET KRANTENARTIKEL: in de Swollenaer van 7 februari 2024 dat mijn ergernis opwekte

Afbeelding 11
Het artikel is geschreven door Johan Teunis die gewerkt heeft bij de gemeente Zwolle op de afdeling Monumentenzorg. Daar heeft hij ook mijn Zwols Archeologisch Dagboek onder ogen gehad en moet hij gelezen hebben over o.a. de waterproblematiek die ik hier boven in de tekst al aan heb gehaald.

In het krantenartikel gaat hij er nog steeds van uit, de suggestie wordt althans gewekt, dat er vóór 1497 geen (scheeps)verbinding tussen het water van “De Vecht” en de stad Zwolle geweest zou zijn. Hij vermeldt o.a. dat er ”in 1497 begonnen wordt met het graven van een “nye graft” en geeft dan in zijn tekst uitleg waarom dat graven moest gebeuren. Hij gaat dus voorbij aan de gegevens uit Z.A.D1 en mijn latere artikelen dat er al sprake moest zijn van een water dat vanaf “De Vecht” naar Zwolle stroomde. Tevens gebruikt Johan in dat krantenartikel een uitsnede uit de kaart van 1781 die ik jaren geleden al gebruikt heb in mijn waterartikelen zoals “Nieuwe Vecht”, “Dieze Dossier”,” WW1” en “WW2”. Johan heeft zijn gegevens gehaald, volgens een tekstje in dat artikel, van “Erfgoed gemeente Zwolle” maar ook uit nummer 4 van het Zwols Historisch Tijdschrift uit 2023.

Daarom dat nummer 4 maar eens doorgelezen. Daarin een hoofdstuk van Johan“(On)zichtbaar Zwolle Uitgelicht”. In dat artikel is niet de uitsnede van de kaart opgenomen zoals in de Swollenaer maar vermeldt hij op blz. 226 die kaart van Van Hooff uit 1781 wel. Die kaart heb ik steeds in mijn artikelen gebruikt omdat het een prima overzicht weergeeft van de ligging van o.a. het “Landhuis De Campverbeek” maar vooral de loop van de Nieuwe Vecht met het Oude en Nieuwe Verlaat en de verschillende sluizen. Dat alles is niet vroeger getekend dan op die kaart uit de 18e eeuw. Jammer is wel dat Van Hooff de verhoudingen niet goed heeft weergegeven zoals Van Deventer dat op zijn kaart van 1545 wel exact heeft gedaan.

De bij elkaar verzamelde gegevens over o.a. het “Nieuwe Verlaat” die Johan gebruikt heeft in zijn artikel zijn waarschijnlijk gehaald uit oude aktes en uit andere publicaties en zijn tot een leesbaar geheel gemaakt. Of de gegevens kloppen? M.b.t. het graven van de “nye graft” geeft hij opnieuw de tekst weer als in het krantenartikel, namelijk “in 1497 werd aan de oostzijde van Zwolle begonnen met het graven van een “nye graft”. Die in 1498 ook al als “nye Vechte” bekend stond”. Johan: waar komt die tekst ”het graven van” vandaan? Komt het soms uit het krantenartikel “Actie voor wandelpad langs sluisje” in de Zwolse Courant van 14 mei 2008 waar Van d Schrier durft te stellen dat die sluis de oudste van Nederland is? Maar op de vraag van de journalist hoe oud die sluis is weet Van d Schrier het antwoord niet! Hij weet nog wel te vertellen dat de Nieuwe Vecht in 1497 aangelegd zou zijn! Dan geeft hij aan dat die Nieuwe Vecht de Westerveldsche Aa moet hebben doorsneden en dat er dan een sluis moet zijn geweest maar dat is niet de Rodemolenzijl zegt hij dan. Die sluis heeft hij wel gevonden op een kaart van rond 1780! (Een lekker verhaal om weer in de publiciteit te komen!)

Ook de reden voor die verbinding met Zwolle, kortere vaarweg, geeft Johan weer aan m.b.t. zijn tekst over 1497. Over de aanleg van het Verlaat, die wij steeds als het “Oude Verlaat” benoemen, of wanneer de aanleg daarvan heeft plaats gevonden, lees ik geen verhelderende teksten. Ik ga er maar van uit dat wat het Oude Verlaat genoemd wordt het Verlaat is dat op de kaart van 1781 te zien is en wat ik behandeld heb in het artikel “Nieuwe Vecht”. Vaak worden artikelen gemaakt door teksten uit al eerder verschenen publicaties samen te voegen en hop daar heb je weer een nieuw artikel. Om iets na te kunnen lezen waar de gegevens vandaan komen is, volgens mij, het gebruikelijk dat er aan het eind van een artikel een literatuurlijst wordt opgenomen. Bij Johan staat: “Bron: Erfgoed Zwolle”. Tja!

In nummer 4 is er ook nog het artikel “Water in en rond Berkum” van de schrijver Jan Sol opgenomen. Hij doet niet onder voor Johan. Sol heeft namelijk hele stukken tekst, die door verschillende auteurs in het verleden al geschreven zijn, samen gevoegd tot een mooi leesbaar geheel. Voor niet ingewijden zou het fijn zijn om eens te kunnen weten waar hij de teksten vandaan heeft? Ook bij dhr. Sol geen literatuurlijst! Beide auteurs hebben bij de afgebeelde foto’s wel aangegeven waar die vandaan komen en de betekenis uitgelegd. Maar waar zij de gebruikte teksten vandaan gehaald hebben? Van een vereniging die Historische in zijn naam heeft mag je toch verwachten dat zij er op toe zien dat teksten in hun tijdschrift op historische gegevens nagekeken kunnen worden? Dat de redactie in het jubileumboekje (40 jarig bestaan van de vereniging) schrijft: “Het ZHT is geen wetenschappelijk tijdschrift maar we hebben altijd wel naar een bepaalde kwaliteitniveau gestreefd en ingezet op verantwoorde, maar leesbare en toegankelijke artikelen”. Zo kun je je tekortkomingen ook indekken! Dat ze afwijken van hun eigen richtlijnen blijkt uit het volgende: bij het artikel “Over het Drostenhuis” is aan het eind WEL een literatuurlijst opgenomen!

Sol schrijft op bladzijde 243 over de Vecht“Op veel plaatsen is de rivier niet diep en kan dan in droge tijden vrij eenvoudig overgestoken worden en dus was bruggenbouw goed mogelijk. Berkum had zo’n locatie aan de Vecht, ongeveer in het midden van de oude Van der Valk, voordien de Toerist, en de ingang van de gegraven Nieuwe Vecht verwijderd. Daar werd de Berkumer ophaalbrug in 1451 gebouwd”. Wat hij bedoelt “met de ingang van de Nieuwe Vecht verwijderd” is mij een raadsel maar het bouwen van de brug heeft, volgens de tekst in “Overijsselsche Chronycke” op bladzijde 427 als datum 1449. “In ’t selve jaer hebben die van Zwolle de Berckemer-brugge geleyt over de Vechte”. Terwijl Steven ten Veen en Roelof van ‘t Oever zelfs 1450 vermelden in hun artikel op blz. 195! Heeft de datum 1449 er mee te maken dat de brug klaar is gezien die tekst uit de Cronychke of is 1551 het jaar dat de brug opgeleverd werd? De geschiedschrijver Van Hattum weet nog te vermelden “dat die brug, ter vervanging was van het veer bij Berkum, 600 Rijnlandse gulden heeft gekost!”

Op bladzijde 426 van de Chronycke is nog te lezen dat in 1448 de brug bij Kampen is aangelegd. “1448 hebben die van Campen eerst de brugge over den Yssel gemaeckt waer over veele moeyte was, doch hadde sijn voortganck. Die koste 13075. pont. Het Block woeg 800. pont daer de palen mede gehegt wierden”.
Weer zo’n leuk weetje dat er rond 1450 een droogte is geweest en dat daarom bruggen gebouwd konden worden in droog vallende beddingen. Droogte die er waarschijnlijk ook voor zorgde dat het als “Weteringhe” bekend staande water ook droog kwam te liggen? Hoe lang zal die droogte aangehouden hebben? En is toen de bedding, pas 50 jaar later!, als “nye graft” weer in beeld? Vreemd!
In nummer 4 schrijft de stadsarcheoloog Michael Klomp op blz. 211 “dat er in 1551 vergaderd werd over het onderhoud van en tol bij de nieuwe Berkummerbrugge”. Werd er voordien tol geheven op de plek waar die nieuwe brug kwam? De brug verving namelijk het veer volgens van Hattum. Op de kadasterkaart van 1811-1832, aanwezig bij het Historisch Centrum, is nog bij de Berkummerbrug te lezen “Zwolsche Tolhek”.

Beste auteurs neem eens de moeite om de regesten van Berkenvelder, maandrekeningen of het; “Oorkondeboek van Overijssel van Mr. G.J. ter Kuile” etc. na te lezen. Daarin vermeldingen dat er al in 1384 (Blauwe Maat) , 1395 (Loebroek),1397 (Bij Lange Brugge), 1402 (Afwatering richting Vecht) wetering(en) in Berkum bekend was/waren! Zijn die weteringen restanten van oude Vechtbeddingen die vanaf de Marshoek naar Berkum en Zwolle stroomden? Dan is er nog in de Regesten te lezen (612) over1402 “dat de wetering bij Berkum onderhouden moet worden tot Westerveld ziel”! Toen dus al een Wetering die niet als Nieuwe Vecht wordt aangeduid! Ook is er de problematiek “wanneer de Vecht aan de Zuidelijke kant een dijk heeft gekregen”. Daar is namelijk niets over bekend. De aanleg daarvan en de regelmatig terug kerende problemen met Kampen in de 15e en 16e eeuw over de tolheffingen zullen van invloed zijn geweest of Zwolle wel of niet een verbinding had/kreeg door een “Graft” te graven naar de Vecht die later als de Nieuwe Vecht bekend werd? In de rekeningen is ook te lezen over de veen afgravingen in Berkum rond 1400! Veen?? Als er nooit water heeft gestroomd waar komt dan dat veen vandaan? In 1970 is er een dik boekwerk verschenen,in opdracht van de gemeente Zwolle, van de Rijks Geologische Dienst (Wageningen 1970). Bij het boekwerk verschillende mooi uitgevoerde kaarten met gegevens over de bodemgesteldheid. Een aantal diepe boringen zijn er gedaan maar op de lijn E-E, die over Berkum is getrokken, zijn in de kilometers lange E-E-lijn alleen wat ondiepe boringen met de hand! gedaan. Jammer dat er op die lijn geen diepere boringen gemaakt zijn want dan waren de verstoringen, die onder de bebouwing van Berkum aanwezig zijn,wel aan het licht gekomen. Enne, die handboringen daar moet u maar eens over lezen toen ik op de Boerendanserdijk de miskleun daarvan zag. Mede daardoor mag er bij bouwprojecten niet meer een handmatige boring gedaan worden maar moet een bodemonderzoek geschieden met een speciaal uitgeruste boorwagen. Boorpunten liggen soms meer dan honderden meter uit elkaar en worden op het oog met elkaar verbonden. In die afstand kan makkelijk een dicht gestoven oude bedding aanwezig zijn waardoor auteurs vaak schrijven: “er ligt een dekzandrug en daarom kan er geen water van A naar B gestroomd hebben”. Naïef hé. De dikte van zandkorrels die visueel ingeschat worden! Knap hoor als je de mu-dikte zo kunt vaststellen! Daarom mijn wantrouwen over Geologische kaarten waar grote gedeelten ingetekend zijn. Op de aangehaalde E-E-lijn is er, tussen de spoorlijn naar Meppel en voorbij Theehuis Agnietenberg, geen enkele boring gemaakt! Dus hoe is dan de ondergrond van Berkum, dat gelegen zou zijn op een dekzandrug, vastgesteld?


Afbeelding 12
De kaart van Van Hooff uit 1781. In het blauw de door mij geaccentueerde Nieuwe Vecht en linksboven de Vecht.
1 = Havezate Campverbeek
2 = Oude Verlaat
3 = Vegterdam (meer infromatie)
4 = Nieuwe Verlaat
X = Waar Van Deventer stopt met zijn tekening en waar “De Aa” de Nieuwe Vecht kruist.
Op deze kaart is ook nog te zien dat links van 4 een oude inham heeft gezeten en waar in 1781 nog restanten van watertjes ingetekend zijn.

Laten wij die bocht/hoofdbedding? in de Vecht boven Berkum even uit onze gedachten gaan. Als er namelijk tijdens een droge periode bruggen gebouwd konden worden had men ook een zuidelijke dijk, langs de Vecht aangelegd kunnen hebben. Sol geeft echter op blz. 243 aan “dat er pas na 1500 dijken aangelegd werden omdat de landbouw weinig behoefte aan veel overgestroomde land had”. Dus als er rond 1450 een droge periode is geweest en er pas in 1497 een “nye graft” zou zijn gegraven lijkt mij dat toch niet logisch. In 1602 begint men met de aanleg van het Nieuwe Verlaat. Waarschijnlijk zal men toen de al eerder aangelegde zuidelijke dijk van de Vecht aangepast hebben aan de ingang van het Nieuwe Verlaat. Heeft men in die droge periode van de 15e eeuw geen dijk aangelegd dan kon nog steeds bij hoog water overstromingswater vrijelijk naar Zwolle stromen waar het voor overlast zorgde. Vrijelijk: niet belet door een sluis waar het verval van het Vechtwater t.o.v. de NAP-hoogte bij/richting Zwolle verwerkt kon worden. Of was er vóór de bedijking weinig verval vanaf waar het Vechtwater vandaan kwam? Nadat er dijken aangelegd werden zal het waterpeil in de Vecht hoger gestaan hebben dan het waterniveau in het eventueel al aanwezige water dat Nieuwe Vecht werd genoemd. Moesten er daarom sluizen/verlaten komen? Het water van de oude beddingen, o.a. van de Vecht, stroomde naar de kant van Berkum waar dan vanaf 1602 de totale Nieuwe Vecht aanwezig was toen het Nieuwe Verlaat is aangelegd.

Het Oude Verlaat, zoals dat pas in de 18e eeuw op kaarten te zien is, ligt veel zuidelijker dan waar in 1602 het Nieuwe Verlaat werd gebouwd. In de Cronycke, maandrekeningen en oorkonden is tevens te lezen dat er vanaf de tweede helft van de 15e eeuw weer heel veel wateroverlast is geweest rond Zwolle. Dus heeft men er ongeveer 50 jaar over gedaan om een beslissing te nemen om in 1497 een “nye graft” te gaan graven? En duurde het nog tot 1602 om het Nieuwe Verlaat te bouwen. Sorry, maar volgens mij is er iets niet dat ik kan volgen maar u waarschijnlijk ook niet?


Afbeelding 13
Interessant om nog te vermelden is dat als je de plaats van het “Oude Verlaat” op die kaart van 1781 uitvergroot, niemand heeft daar ooit aan gedacht, er naast het Verlaat ingetekende boten te zien zijn! Van bewoners in de buurt of boten die op hun beurt wachten om door te kunnen varen?

Afbeelding 14
Heeft de archeologische dienst eens tijd om de restanten van het Oude Verlaat, die waarschijnlijk opzij van de huidige brug bij de Campherbeeklaan-Kuyerhuislaan in de berm nog aanwezig zijn, te onderzoeken? Misschien dat er dan meer info, datering etc. over dat Oude Verlaat naar boven komt? Waar het ? staat is misschien ook nog een plek om eens te onderzoeken?


VECHTBEDDINGEN

Dat het water van de Vecht/Regge/IJssel voor de aanleg van dijken vrijelijk, meanderend, over het land kon stromen tijdens veel regenval zal een ieder begrijpen die zich even verplaatst naar eind 2023 begin 2024 toen er in ons land extreem veel regen was gevallen. Het water in de rivieren stond tot aan de randen van de dijken of zorgde voor veel overlast. Maar toen er nog geen dijken waren, zal een (regen)rivier bij veel regenval voor overstromingen gezorgd hebben. In droge tijden zal een bedding droog zijn komen te liggen. Dat proces heeft eeuwenlang plaats gevonden.

Maar nu nog even een gedachte die bij mij tijdens dit schrijven opkwam:Omdat veel auteurs stukken tekst schrijven zonder dat zij zich verdiepen in de waterproblematiek kunnen zij zich ook niet voorstellen hoe in een ver verleden water het landschap heeft beïnvloed. Auteurs die er in het verleden van uitgingen dat een oude Vechtloop al rond 200 na de jaartelling buiten gebruik was gekomen kregen door mijn onderzoeken ongelijk. Hun artikel in o.a. de Zwolsche Courant van 1 oktober 1981 “ Emmen, Lenthe, Wythmen en Herfte lagen vroeger aan de Vecht”.Tijdens mijn onderzoeken rond de omklapping van de Ceintuurbaan en de bouw van kantoren aldaar heb ik aangetoond dat die oude prehistorische bedding van de Vecht tot minimaal de 15e eeuw nog open heeft gelegen. Verder zijn in mijn waterartikelen afbeeldingen opgenomen waarbij ik de geologische kaarten, die dekzandruggen aangeven, geprojecteerd heb op kadasterkaarten. Dan is heel duidelijk te zien dat op de plaats waar de Nieuwe Vecht is ontstaan, er een onderbreking is in de dekzandrug. De geologische dienst heeft dat gegeven steeds in zijn kaarten opgenomen! De rivierduinen (of stuifduinen) opzij van de Vecht, ter hoogte van het Theehuis Agnietenberg, geven wel aan dat er veel is gebeurd rondom de Vecht. Lees daarom de uitgebreide informatie over die problematiek in mijn waterartikelen om u een inzicht te geven hoe water een rol heeft gespeeld vanaf het moment dat mensen zich vestigden op plaatsen waar water was maar dat ze wel droge voeten wilden houden.


Afbeelding 15
Op deze afbeelding nog even aangegeven wat bekend is en waar vraagtekens in de geschiedenis van de plekken zijn.

De pijl geeft aan waar het water vanaf o.a. de Dalfser kant/Marshoek in de vroegste periode, toen er nog geen dijken waren langs de Vecht, vandaan kwam. Het water stroomde over/tegen Berkum en langs de verhoging waar later de naam Watersteeg/Kuyerhuislaan ontstond. Vanaf die trechter (5) stroomde het water zuidelijk richting Zwolle. Is bij die trechter in vroegere tijden een dam aangelegd om Zwolle tegen het water te beschermen? Want zuidelijk van de trechter naar (X) is het ook vrij vlak net als boven de trechter. Vlak bij X kruist vanaf rechts De Aa de Nieuwe Vecht. De Aa noemen wij nu “De Westerveldsche Aa” dat richting het Zwarte Water stroomde. Dat water is het restant van die prehistorische oude waterloop van de Vecht die langs de huidige Ceintuurbaan zijn water vervoerde. Gezien de uitkomsten van de sonderingen die ik vermeld heb in mijn waterartikelen, was die waterstroom in vroegere tijden vele tientallen meters breed en zal ook water, dat er vanaf Berkum naar toe stroomde, met zich meegenomen hebben richting het Zwarte Water. Bij veel water vanaf Berkum zal de rest doorgestroomd zijn richting Zwolle (vanaf de 13e eeuw gezien mijn gegevens van gevonden ophogingslagen uit die tijd) en later? via o.a. de Nieuwe Wetering, Turfmarkt richting de Kleine Aa/Thorbeckegracht en daardoor ook naar het Zwarte Water. Tussen Zwolle en Berkum zal in 1497 een “nye graft” en vanaf 1597 een verbinding gemaakt zijn ”van oude tijden begonnen was”. Een plaatsbepaling waar gegraven werd is nergens vermeld.

Alles op een rijtje na dit alles: voor 1400 waren er nog geen dijken aan de zuidelijke kant van de Vecht bij waar later pas in 1602 het Nieuwe Verlaat is aangelegd. Vanaf Dalfsen meanderde de Vecht en ontstonden verschillende waterstromen (Pijl). Of de huidige bedding van de Vecht er in die tijd al was en een verbinding had met Hasselt? In ieder geval heeft de Vecht, al voor de jaartelling t/m minimaal de 15e eeuw vanaf Dalfsen een bedding gehad die via Hoonhorst-Wijthmen-Soeslo-Ceintuurbaan-Aa-landen-Westerveld zijn water loosde in het Zwarte Water. Gezien de diepe verstoringen bij X in de tekening, kan er al in de prehistorie een aftakking bij X geweest zijn richting Zwolle. Tijdens mijn onderzoeken constateerde ik dat vanaf Dalfsen er tussen Hoonhorst en de huidige Vecht richting Herfte-Berkum de Vecht nog andere beddingen heeft gehad. Dat water stroomde naar Berkum. En zoals dhr. Sol een waterstroom al noemde:”Binnen Vecht” . De watertjes die nu nog ten noordoost van het Oude Verlaat bij de Nieuwe Vecht instromen zullen restanten zijn van die oude Vechtbeddingen. Dan heb ik het nog niet gehad over de waterstromen die waarschijnlijk al voor de jaartelling er voor gezorgd hebben dat in de ondergrond van Berkum, net als in Zwolle, verstoringen op dieptes van 8-16 meter aanwezig zijn. Uitleg in mijn andere waterartikelen.

Of heeft de naam Vegterdam, dat ik beschreven heb in mijn artikel “Nieuwe Vecht” op deze site, toch met een oude DAM te maken? Een dam opgeworpen om Zwolle tegen wateroverlast te beschermen? In een ingezonden brief, 19-10-1996, van V d Schrier m.b.t. een reactie op een ingezonden brief van Herman Kamphuis en mijn persoon geeft V d Schrier ook aan dat waterstromen vanuit Berkum opgevangen werd door de Westerveldsche Aa en de Grote Aa. Er is ook geen bewijs dat de waterstroom, zoals Van Deventer vóór 1545 registreerde, vanaf X naar boven, waar de (Westerveldsche) Aa de Nieuwe Vecht kruiste, naar Berkum zo breed is geweest. Zou het zo kunnen zijn dat de oude waterlopen van de Vecht tegen Berkum hun water loosden en er zand/slib terecht kwam op de plaatsen waar een oude “weteringhe” aanwezig was en dat die steeds dicht slibde? Daarom dat er in 1497, 1598 en in latere tijden steeds werkzaamheden moesten plaats vinden om die waterloop open te houden?


Ter aanvulling: de Havezate Campverbeek

Een groot landhuis die waarschijnlijk vanaf de 14e eeuw al bekend was.
Op de kaart van 1781 is de “Campverbeek” te zien iets ten noorden van het Oude Verlaat. Stadsarcheoloog Michaël Klomp beschrijft in zijn artikel van het ZHT dat het om een havezate gaat maar dat niet bekend is wanneer die gebouwd zou zijn. Hij geeft op blz. 212 aan “De eerste vermelding van het huis Campherbeek lijkt afkomstig te zijn uit 1520”. maar op blz. 196 vermelden Steven ten Veen en Roelof van t’Oever dat de Campverbeek eind 15e eeuw gebouwd zou zijn! De auteurs vermijden de tekst uit 1401 die door R.v.B. aangehaald is “ een tekst van 28 januari 1401: “Campverbeek gelegen in Bircmeder marke, streckende mitten ene eynde an die weteringhe ende mitten andere eynde op den Esch, achter die Sculenborch (Campverbeek)”. Komt ze dat niet uit?

Klomp vermeldt nog wel op blz. 209 dat er tijdens graafwerkzaamheden t.b.v. nieuwbouw in Berkum in 1962 op de plaats waar vermoedelijk de Campverbeek zou hebben gestaan “er uit een gracht voorwerpen kwamen als kloostermoppen, aardewerk, palen en vlechtwerk”. Een gracht! Oké. Dan moet zo’n gracht ook voorzien worden van water. Het water van de oude Vechtbeddingen zal in die vroegste periode dat de Campverbeek is ontstaan daar dan naar toe hebben kunnen stromen. Of de oude inham, die ik al aangaf bij afb.5 er was voordat De Campverbeek gebouwd werd en dat die toen voor het water in de gracht zorgde? Of is die inham al veel ouder en heeft die te maken met de verstoorde ondergrond in Berkum? Als ik inschat waar waarschijnlijk de “Campverbeek” gelegen kan hebben dan gok ik op het gebied waar nu de basisschool De Campherbeek en Partou gebouwd zijn.
De gebieden die noordelijk van het Oude Verlaat en rechtsboven bij de “Watersteeg” gelegen waren, zijn door overstromende wateren (Binnen Vecht zoals Sol dat water op blz. 247 noemt) geëgaliseerd en door veenafgraving lager komen te liggen.

Opmerking: regelmatig komt de oude naam van de Kuyerhuislaan, “Watersteeg”, in deze publicatie voor. Hoe moet ik die naam verklaren? Naamgeving in het verleden was vaak gebaseerd op de situatie ter plekke en kun je daar iets uit afleiden. Toen de naam Watersteeg vervangen werd(!) door Kuyerhuislaan is dat gedaan met het gegeven dat er in een ver verleden bij Urbana een “Koerhuys” gestaan zou hebben. Het wonen aan een laan is blijkbaar veel chiquer dan het wonen aan een steeg! Daarom is ook in de binnenstad van Zwolle de aanduiding “steeg” vervangen door “straat”! In wat voor wereld leven wij dat oude namen moeten wijken? Op die manier gaan veel geschiedenis en betekenissen verloren. Voor de naam Watersteeg heeft mijn vrouw Netty misschien wel een heel simpele verklaring, namelijk: “het water steeg”! De naam is gegeven vanaf Urbana, waar de stouwdijk werd aangelegd tot aan de Veldhoek, verder naar de brug bij Berkum. Aan beide zijden van de Watersteeg is water aanwezig geweest zoals u in dit artikel kunt lezen. Of moet ik de naam zien als een steeg door het water? Misschien eens een idee om uit te zoeken wanneer die naam voor het eerst in gebruik is gekomen?

MAAR NU MIJN GEWAAGDE CONCLUSIE(S)

In verschillende artikelen op deze site heb ik aangetoond met feiten dat, voordat Zwolle zijn stadsrechten kreeg, waterstromen bepalend waren of je ergens met droge voeten kon wonen of niet. Klei en veen in de ondergrond waar niemand dat voor mogelijk had gehouden. De door mij gepubliceerde gegevens werden toen niet, maar nu nog steeds niet, geaccepteerd. Maar met mijn gegevens wil ik toch nog een poging doen om het mysterie van de Nieuwe Vecht op te lossen.

Nog voor het begin van de Zwolse stadsontwikkeling zal er al water vanaf de Berkumkant naar Swoll gestroomd hebben (”van oude tijden begonnen was”) Of dat via het gebied is geweest waar NU de Nieuwe Vecht stroomt? Waarschijnlijk wel gezien de ondergrond en opzij van die lijn richting de stad. Toelevering door Twentse Zompen via een bedding die wel eens droog kwam te liggen. De bootjes moesten, net als op de Regge waar dan een tijdelijke dam werd aangelegd door takken etc. in de bedding te leggen, wachten dat de bedding weer vol stroomde, dan de dam te verwijderen, om weer verder te kunnen varen. Tijdens zo’n droge periode kon dan een bedding weer wat uitgediept worden of werd zelfs een bedding verlegd/aangepast. Maar als er heel veel regen was gevallen dan zal het water vanaf Berkum voor veel overlast in Zwolle hebben gezorgd. (Ondanks dat in vroegere tijden het waterpeil lager was dan nu). Ook het water uit de prehistorische Vechtloop langs de Ceintuurbaan had natuurlijk, gezien de grote verstoringen in de ondergrond op de plaats waar het water vanaf Berkum het kruiste (X), invloed omdat water zijn weg zocht richting de lager gelegen Nieuwe Wetering (latere Almeloos kanaal). Werkzaamheden die de stad uitvoerde nadat zij de stadsrechten in 1230 ontving zullen ook van invloed zijn geweest om water in de stadsgrachten te verkrijgen! Als ik mijn gegevens van de bijna 200 bezochte locaties bekijk met daarin veel gevonden slootjes en dan de dateringen daarvan lees, dan valt mij op dat vanaf de 13e tot de 16e eeuw het waterpeil steeds hoger is gestegen. Ophogingen met stadsafval waardoor dateringen van die ophogingen prima te doen waren. Bij mijn opgravingen, maar ook de opgraving op het Gasthuisplein was interessant. Daar constateerde stadsarcheoloog Hemmy Clevis dat er tot 3 meter onder het maaiveld een 2,5 meter dikke stadsvuillaag van rond 1300 aanwezig was. Kwam er steeds meer wateroverlast? Waren er toen net als nu periodes met meer regen waardoor die ophogingen burgers moesten beschermen?

Op deze site onder andere het artikel “Nieuwe Vecht” met daarin uitleg over een dam bij de verbinding tussen de Campherbeeklaan-Kuyerhuislaan (“Watersteeg”). Vraagtekens bij de ouderdom van het huis Vegterdam. Was er tussen X en waar het Oude Verlaat is aangelegd eerst een dam?
Even kort: de oude prehistorische bedding van de Vecht was een vrij brede waterstroom die vanaf Wijthem - Kuyerhuislaan (waar in 1429 volgens Johan Teunes een stouwdijk werd aangelegd richting Veldhoek) zijn weg vervolgde opzij van de huidige Ceintuurbaan naar het Zwarte Water. Ter hoogte van de Boerendanserdijk kwam er van rechts, Berkumkant, water in die bedding. Zoals ik in mijn andere artikelen al aangegeven heb is er o.a. vanaf die oude Vechtstroom bij de Ceintuurbaan een aftakking geweest richting de Nieuwe Wetering. Vlak bij Urbana (oude grens van Zwolle -Zwollerkerspel) is een aftakking gevonden richting de Marslanden. Daar vonden Herman en ik de overblijfselen van een waterstroom die vanaf Deventer achter Olst en Wijhe naar Zwolle moet hebben gestroomd. Bekend is dat er vanaf Deventer verschillende beddingen van de IJssel zijn gevonden. Zelfs middenin de binnenstad! Een IJssel die meanderend zijn weg zocht in een zich langzaam vullend IJsseldal. Een waterstroom die zonder dat er nog dijken waren steeds naar lager gelegen gebieden stroomde. Bekend is dat in de Sekdoornpolder IJssel en Vechtklei aanwezig zijn.

Ter hoogte waar nu bij de Marsweg de spoorlijn kruist, ook daar net als bij de aanleg van het viaduct in de IJsselallee veel welvorming is waardoor beton tijdens het storten weer omhoog kwam, splitste die (IJssel)waterstroom zich. In de ondergrond van die spoorlijn naar het station van Zwolle, ligt een oude (IJssel)bedding op 12-16 meter diepte en het water kwam uit in het water dat op 17eeuwse kaarten nog te zien is bij waar nu de Emmawijk/Park Eekhout is. Kalkrijke klei gevonden bij werkzaamheden op het stationsplein geven ook aan dat IJsselwater dichter bij Zwolle heeft gestroomd dan altijd is aangenomen! Daarom: Zwolle heeft aan de IJssel gelegen. De vete tussen de Ridder van Voorst en de stad Zwolle, in de 14e eeuw, over het afsnijden van de verbinding met de IJssel, is daardoor verklaarbaar geworden! Bij de splitsing in de Marslanden ging de rest van het water (Grote Aa voor de duidelijkheid) richting (Nooterhof) De Wezenlanden en Stadsgracht. Dat was in de 16e eeuw ook het geval zoals V. Deventer dat op z’n tekening aan heeft gegeven. Waar de bedding vroeger uitkwam in de stadsgracht is later? aan de overzijde, Terpelkwijkstraat-Spoelstraat, een waterpoort aangelegd.
Die poort kon in tijden van aanvallen maar ook bij erg hoog water afgesloten worden. Toen voor de verdediging van de stad aan die kwetsbare hogere zijde een tweede stadsmuur met torens (huidige Wilhelminasingel) werd gebouwd, kon door het sluiten van de poort het water opgestuwd worden richting naar waar nu de laag gelegen tuinen liggen, aan de achterzijde van de huizen aan de Walstraat. Zo ontstond een tweede verdedigingsgracht. Deze gebeurtenissen zullen in de eeuwen na de toekenning van de stadsrechten plaats hebben gevonden. Voor die tijd zal het er waarschijnlijk anders uit hebben gezien door een lagere waterstand maar zullen sloten voor de afvoer van het water gezorgd hebben.
Het sloot- grachtwater kon dan links wegstromen via dat zelfde water bij Park Eekhout. De andere aanvoer van water voor de gracht aan de oost/noordkant werd aangevoerd vanaf Berkum door de (latere) Nieuwe Vecht-Nieuwe Wetering (Almelooskanaal) Kleine Aa. Na de 15 eeuwse uitbreiding van de stad, opzij van de Kleine Aa aan de Dieze kant,werd het water afgevoerd via de Thorbeckegracht. In de 17e eeuw, na de aanleg van de Bastions en de Achtergracht kon het water wat makkelijker richting het Zwarte Water stromen.

Waar nu het Aldo v Eijk-plan ligt was in vroegere tijden de haven van Zwolle. Het water kon vanaf de Kleine Aa doorstromen richting de haven- Zwarte Water en links aanhouden naar de Pannenkoekedijk en samenvloeien met de rest van het grachtwater dat via de Wezenlanden de gracht had gevuld om dan samen af te zakken richting waar de al eerder genoemde, grotere, oude bedding van de IJssel, bij het station, gestroomd moet hebben. Voor de stadsrechten in 1230 zal er ook water weggestroomd zijn over de Kamperpoort o.a. via het water dat ik vond bij de bijzondere opgraving tijdens de sloop van de oude brandweerkazerne aan de Harm Smeengekade. Grondgegevens van de nieuwbouw bij de Hogeschool Windesheim/Spoolderbos-Ruiterlaan-Lage Land wijzen op de bedding die ik hiervoor aangegeven heb.


Afbeelding 15
In de plannen van eind 16e eeuw kon die waterstroom mooi gebruikt worden voor het kanaal/gracht dat gegraven moest worden tussen de stad en de IJssel op last van Prins Maurits. Naast het water werden de Bastions van de verdedigingslinie geplaatst op een rivierduin zoals dat op kaarten wordt aangegeven. Ook het water dat vanaf de Schellerwade aan kwam stromen werd door dat kanaal opgevangen. In de 19e eeuw werd voor de aanleg van de Willemsvaart richting de huidige IJssel tussen het Bastion “Cleine of Luyeschans” en de (Spoolder)”Bergschans” (waar nu de Spoolderbergbrug ligt) een zandduin doorgraven.
Toen in 2013 door de bouwfirma Evertsen de eerste 6 nieuwbouw woningen aan het begin van de Ruiterlaan werden gebouwd kwamen, na het schonen van het maaiveld, dikke stuifzandlagen aan het licht. Ook daar is in een bepaalde periode de brede bedding gedeeltelijk dicht gestoven. Of het bij de aanleg van de Linie om een rivierduin ging of dat het stuifzand was dat door droogte voor een stuifduin had gezorgd? Zand uit de Schellerwade? De rode pijl op Afb. 16 is het restant van een oude IJsselloop. Vanaf Ittersum via de Deventerweg, naar de Stationsweg,waar nu Hotel Wientjes staat. Aan de overzijde van de straat tussen de rij bomen vond ik nog, overdekt, de rest van de oude waterloop die richting Park Eekhout nog aanwezig is.

Dit was een behoorlijk uitstapje maar dat is wel nodig om u op de hoogte te brengen van hoe ik over de watertoestand denk met de feiten en bewijzen zoals die mij bekend zijn. Nu kom ik terug op de kaart van Jacob van Deventer. Hij heeft de waterstroom vóór 1545 ingetekend iets verder dan de bocht bij de Bankastraat waar waarschijnlijk een aanleghaven gelegen kan hebben. Een oude waterstroom zou dan doorgestroomd kunnen hebben langs de Hogenkampsweg-Ruusbroekstraat- Middelweg/Zwartewaterallee waar ik in 1984 tegenover “Het Slot” IJzertijdbewoning heb gevonden. Hoe dat verlopen is: klik de link aan en lees dan daarna onder 1984 in Z.A.D.2 het vervolg. De vondst door mij van IJzertijdbewoning opzij van de Brinkhoekweg is in Z.A.D.1 te lezen.

Dat er op die plekken, maar vooral bij de Middelweg, geen verder onderzoek heeft plaats gevonden tijdens de werkzaamheden bij de aanleg van de dierenweide aldaar verbaast mij. Maar dat die vondsten door mij van IJzertijdbewoning zelfs genegeerd worden in het overzicht van stadsarcheoloog Hemmy Clevis geeft wel weer aan hoe er met mij om wordt gegaan!!! Vondsten waar o.a ook de provinciaal archeoloog Verlinde en R.v.B. bij betrokken waren! Maar ja, zij hadden dat niet gevonden maar ik wel. Geen eer te behalen? De verdere loop van de waterstroom leest u in de andere artikelen.

DE LAATSE LOODJES

Nogmaals:jammer dat V. Deventer niet verder de waterloop heeft getekend want dan hadden wij kunnen zien of er vóór 1545 al een dam of (Ouder) Verlaat aanwezig was in de Nieuwe Vecht of op de plaats waar dat water kruiste met de Aa.
Als er dan in de tweede helft van de 15e eeuw veel wateroverlast is, besluit men om aan de oostzijde van Zwolle een “nye graft” te graven. Volgens mij is de vrij brede waterloop die Van Deventer tekende de “nye graft”. Die “graft” werd gegraven tot waar van rechts de oude Vechtloop vanaf Wythmen (Ceintuurbaan) aankwam bij X. Door die verbinding konden schepen vanaf Twente via Dalfsen en die prehistorische bedding afslaan bij X om via die nieuw gegraven graft naar Zwolle te varen. Was er wel een Vechtbedding in de vroegste periode vanaf Dalfsen zoals wij het nu zien of zocht het water in een natte periode van de Vecht zijn weg en ontstonden er zuidelijk vanaf Dalfsen verschillende beddingen voordat de huidige bedding tussen dijken kwam te liggen?

Of er in die zelfde periode bij Berkum een dam of het Oude Verlaat is aangelegd om minder wateroverlast in Zwolle te krijgen? We weten dat:“In het jaar 1597 op de dag van St. Lucie (13 december) namen Schepenen en Raden met de Gezworen. Gezworen Gemeente het volgende besluit: “dat het raadzaam zou zijn dat de Vecht, de rivier die zijn oorsprong had tot ver in Westfalen, met de stad zou worden verbonden, gelijk dit reeds van oude tijden begonnen was”. De plannen in 1597 zullen de aanleiding geweest zijn om een verbinding te maken/herstellen (”van oude tijden begonnen was”) vanaf X waar de oude prehistorische bedding was met de aansluiting naar Zwolle, en vandaar noordelijk naar Berkum. De betekenis van Verlaat kan zijn “afvoerinrichting voor water of een kleine keersluis”. Was het Oude Verlaat bij Berkum al aangelegd toen er vanaf de tweede helft van de 15e eeuw veel wateroverlast was? Werd het Oude Verlaat (later) als een soort dam gezien? In ieder geval zijn in 1602 het Nieuwe Verlaat en de Menistensluis aangelegd om het verval van het water te reguleren. Of er op de plaats van de aansluiting met de Vecht een dijk moest worden doorgraven om de ingang van de Nieuwe Verlaat te maken? Was er al een dijk?
Werd bij veel wateroverlast vanaf de Vecht het Oude Verlaat afgesloten zodat Zwolle minder last zou krijgen? Toen de totale verbinding van Zwolle via Berkum met de Vecht gereed kwam is waarschijnlijk ook een gedeelte van de oude prehistorische bedding verland en stroomde er maar een kleine waterstroom richting “Westerveldsche Siel” die wij nu als de Westerveldsche Aa kennen. De verlanding van de oude bedding zal ook te maken hebben gehad dat bij Dalfsen de zuidelijke dijken bij de Vecht zijn aangelegd. Daardoor kwam er een eind aan de waterstroom van de Vecht die de grachten van Huize Den Berg verzorgde. Alleen een duiker onder de weg van Dalfsen naar Hoonhorst is nog aanwezig om het water voor de grachten van Huize Den Berg van water te voorzien. Achter Huize Den Berg is nog een water te zien dat bij Hoonhorst nog steeds de naam “Oude Vecht” heeft. Ook de naam daar van Oude Vechtsteeg geeft wel aan dat er ooit water heeft gestroomd maar dat wist u al. De oudste vermelding van Huize Den Berg is 1483. Een datum die doet vermoeden dat er eerst gebruik gemaakt kon worden van de rechtstreekse verbinding met het Vechtwater en dat eind 15e begin 16e eeuw er dijken, daarom die duiker, bij Dalfsen zijn aangelegd? Een tijdsperiode die overeen komt met de werkzaamheden/teksten die bij Berkum ook van toepassing zijn.

En dan nog het volgende: bekijk de gegevens die ik tijdens mijn opgravingen heb vermeld in de artikelen m.b.t. de N.A.P. hoogtes van het water. Dan kunt u constateren dat voor de 10e -12e eeuw het water duidelijk lager stond dan in de 13-14e-16e eeuw. Welke oorzaak/gebeurtenis zal dat veroorzaakt hebben? Bedijking? Klimaatverandering?


Afbeelding 17
Op deze afbeelding van Google Earth heb ik bij C aangegeven waar waarschijnlijk “De Campverbeek” heeft gelegen. Rechtsboven de huidige loop van De Overijsselse Vecht. De blauwe pijlen geven globaal het gebied aan waar beddingen in de richting van Berkum in de ondergrond en bovengronds zijn aangetroffen. U kunt op deze afbeelding heel goed zien dat de zandruggen van Herfte en Wythmen door water zijn afgekalverd en afbuigen richting Berkum (Oude Verlaat). De auteurs Goudbeek en Hamming geven in hun artikel “Regionale Geschiedenis” in het blad van “gezamenlijke uitgave van de werkgroep genealogie van de IJsselakademie aan dat vele hoogten in het gebied Dalfsen, Wijthmen, Herfte stuifzand bevatte. Ook zij zijn er van overtuigd dat daarom de Vecht droog heeft gelegen waardoor door stuifzand de hoogtes ontstaan zijn. In dat gebied zijn op de aan het oppervlak gelegen dekzandruggen prehistorische vondsten gedaan zoals u in mijn artikelen lezen kunt. Maar zullen dalen tussen die dekzandkopjes opgevuld zijn met stuifzand.
De rode lijn links van X = waar Van Deventer stopte met z’n weergave van de “nye graft” die vanaf 1497 werd gegraven.
2 = de plaats van het Oude Verlaat/overgang van Campherbeeklaan naar Kuyerhuislaan met een onlogische rare kronkel in de weg om over de brug te komen. Volgens mijn logica is er tussen, waar nu de Campherbeeklaan bij de brug aansluit (2), een soort van stouwdijk aangelegd tot minimaal het tolhuisje (T) in de vroegere “Watersteeg”. Daarom ook dat rechte stuk weg vanaf het Tolhuisje achterlangs de Catharinahoeve, dat waarschijnlijk op een oudere zandkop is ontstaan, naar de brug.
4 = Het Nieuwe Verlaat dat pas in 1602 werd aangelegd om het waterpeil van de Vecht naar de Nieuwe Vecht richting Zwolle in de sluis te regelen voor de scheepsvaart.
De blauw-rode pijl langs de Ceintuurbaan is de loop van de prehistorische oude Vechtbedding. De rode pijl daarboven is waar waarschijnlijk na de 17e eeuw een smaller water zijn weg vervolgde als de Westerveldsche Aa. Die Aa is de laatste 40 jaar verschillende malen verplaatst omdat langs de Ceintuurbaan kantoorgebouwen en het voetbalstadion werden gebouwd/uitgebreid. Daarom kon ik de dikke klei- en veenlagen mooi fotograferen en constateren dat de veen- en kleilagen bedekt waren met stuifzand! Dat die oude waterstroom klei en veen heeft afgezet in het gebied bij de Ceintuurbaan is vermeld in de andere waterartikelen. Ook is daarin te lezen dat bij het verleggen van de Westerveldsche Aa bij de Ambelt daar nog een vaarweg-tol? kan zijn geweest omdat Joop Bredewold op 1 plek met z’n detector o.a. tientallen koperen duiten heeft gevonden waarvan de oudste van Huizen 1609-1629 is en de jongste een Overijsselse duit uit 1753 was. Hieruit blijkt dat de oude prehistorische bedding van de Vecht, die over ging in de Westerveldsche Aa, nog lang een functie heeft gehad voor de scheepsvaart vanuit het oosten.

Waarschijnlijk zal, toen de stouwdijk in de Watersteeg (Veldhoek-Ceintuurbaan) aangelegd werd, 1429, ook het Oude Verlaat gemaakt zijn? Ik vond in de Regesten (86-87) nog bij 1420 dat er dammen aangelegd werden in de Aa! Hier weer: welke Aa? De verbinding van het water, dat tegen die stouwdijk aanklotste had een verbinding met de Nieuwe Wetering zoals ik kon constateren toen ik mijn onderzoek deed bij de omklapping van de Ceintuurbaan. Ik ben daar weken aan het observeren geweest. Lees dat artikel zodat u zich op de hoogte kunt stellen over zand bovenop klei- en veenlagen en hoe in de publicaties van V.d. Schrier zijn foute gegevens gebruikt zijn. Op dezelfde wijze toen hij zijn artikelen met R.v.B. maakte over de vondsten in de bouwput aan de Spoelstraat. Met verkeerde gegevens worden dan andere auteurs op het verkeerde been gezet en kost het o.a. mijn persoon weer veel tijd om dat alles te weerleggen. Johan Teunis heeft het nog over een Koerhuis aan het eind van die stouwdijk. Bij het buiten gebruik geraakte stukje“Oude Almeloseweg” staat nog een huis dat in de 80er jaren gestript is voor een verbouwing. Ik zag daar muren van wel een halve meter dik! Is dat het oude Koerhuys? Op meerdere plekken aan de rand van het Zwolse gebied hebben die Koerhuysen / wachttorens gestaan. Waarschijnlijk heeft er ook eentje gestaan bij de Pletterstraat waar ik een grote ommuring met een put daarin heb gevonden. De steenformaten werden door Dirk de Vries als 2e helft 14e eeuw gedateerd! In ieder geval hebben volgens het tweede deel van de Regesten (1212) er in 1422 een Koerhuys gestaan in Zuydbroek en op de Diesereng.

Ook in die Regesten is nog te lezen (1290) dat bij de Aa een werf was. Of het om de Aa gaat die ik behandel of om de Aa die door Swoll stroomde is niet duidelijk. Tussen het Roodhuizerpad en het huis Kuyerhuislaan 25 is in de laagte van het weiland aan het eind van de vorige eeuw een gasleiding gelegd. In de gegraven sleuf werden lagen van klei en veen aangetroffen. Foto’s zijn bij mij thuis na te kijken! Een aanwijzing dat het noodzakelijk was om het water dat daar gestroomd moet hebben, en een stuk hoogte had weggespoeld, vervangen moest worden door die stouwdijk. Dat ook al uitgebreid uitgelegd in het artikel “Nieuwe Vecht”.

In een groot gebied ten oosten van Berkum tot in Wijthmen zijn leidingen in de grond gelegd, huizen gebouwd en werden sloten opgeschoond. Bij verschillende sleuven en bouwputten heb ik kunnen constateren dat er veen onder stuifzand ligt. Herfterlaan-Oude Dalfserweg, Kuyerhuislaan-Sorgvlietweg, Kiekeboslaantje, Gooseveldweg, Maatgravenweg. Zelfs bij en achter de oude Ambelt-Herfterlaan-Sorgvliet, waar een ieder denkt dat een oude dekzandlaag voor die hoogte zorgt, zijn veenlagen overstoven door het stuifzand uit droge perioden. Bij Sorghvlietweg 12 (Bekend als Kaanhoff) nodigde de eigenaar mij uit om eens te kijken want hij wilde een vijver aanleggen. Tijdens het graven daarvan kwam op de diepte van 1,8-2meter beneden het maaiveld, gelijk zo’n beetje aan de weilandhoogte richting de Vecht, veen tevoorschijn. Gaat u dat weggetje af richting Berkum dan komt u bij de spoorlijn Zwolle-Meppel. Aan de overzijde daarvan ligt rechts nog een kolk. Bij het opschonen van de sloot daar, april 2008, kwam de veenlaag in zicht en haalde ik uit het zand daaronder! twee kogelpot scherven! Op de veenlaag lag een laag wit zand net als bij de aangelegde vijver iets terug op dat weggetje. Het gebied opzij van het Ambeltpad-Sorghvlietweg is droog komen te liggen waardoor stuifzand voor die hoogte zorgde en heeft het veen bedekt. Dus totaal geen dekzandlaag, althans niet direct aan de oppervlakte, zoals de geologische kaarten aangeven. Tijdens de werkzaamheden in dat gebied werden er pas op enkele meters diepte wat dunne laagjes rood gekleurd zand aangetroffen. De laagjes zand zullen een periode aan de oppervlakte gelegen hebben waardoor het geoxideerd is maar van een dikke laag podsol was geen sprake. Maar boven die laagjes vaak veen tot zelfs 40cm dikte en dat weer bedekt was door zand! Dat er ook kleiige lagen waren zult u wel snappen als u WW2 gelezen hebt. Dat de hoogtes vanaf Wijthmen op de geologische kaarten als dekzandruggen aangegeven zijn moet u dus niet altijd voor waarheid aannemen. Er zullen gebieden zijn waar de dekzandrug kort aan de oppervlakte ligt maar als u de uitleg op deze site gelezen hebt hoe geologische kaarten gemaakt worden, moet u er toch rekening mee houden dat in zo’n dekzandrug onderbrekingen kunnen zitten. In die onderbrekingen kon het afstromende water zijn weg zoeken naar lager gelegen gebieden. Die beddingen zijn in een jongere tijd door warmere periodes droog komen te liggen en overstoven/gevuld zijn. In onze tijd lijkt het dan dat een dekzandrug ononderbroken is waardoor vele auteurs op het verkeerde been zijn gezet. Auteurs; blijf die aanwezige veen/kleilagen niet ontkennen maar maak er gebruik van.

In de archieven van het Rijksarchief in Overijssel (A.J. Mensema 1978) Blz. 11: “De Marke Assendorp lag in de vrijheid van de stad Zwolle en werd o.a. begrensd met de marke Dieze door de Aa, die door de stad Zwolle liep”. Zo maar een stukje tekst :)


Afbeelding 18 en 19
Voor de leukigheid nog twee afbeeldingen die ik van Printerest afgehaald heb. De oude overgang voor het huis aan de Campherbeeklaan waar een bakkerij in werd gevestigd. Het Oude Verlaat is achter planken weggestopt. Toen later de ophaalbrug in 1935, dacht ik, werd aangelegd kwam de oude muur, zie rode pijl, van het Oude Verlaat achter de planken tevoorschijn. Op de achtergrond bij de ophaalbrug “De Catharinahoeve”.


Ik hoop dat u door dit artikel meer te weten bent gekomen over welke invloed het stromen van het water bij en vanaf Berkum naar Zwolle gehad zal hebben. Ook zal het u duidelijk zijn geworden dat veel informatie uit Z.A.D.1 en uit de artikelen op deze site, bedekt gebruikt zijn door andere auteurs. Daar ben ik toch trots op ondanks het niet vermelden van de herkomst van de teksten.

Och, en zoals Harry Bouwhuis mij al aankondigde, “Egbert kennen jullie nog wel want die komt met er altijd met gestrekt been in” heb ik dat aardig waar weten te maken met dit artikel dacht ik zo. Nu nog fff wat zout in de wonden strooien: ik vraag mij namelijk af waarom er in de 80er jaren door die alwetende en zich zelf noemende Stadsarcheoloog, R.v.B., of door zijn meelopers, geen aandacht is geschonken aan de plek waar de voorbereiding werd getroffen voor woningbouw voor de mensen die meekwamen uit Den Haag van het Rijks Inkoop Bureau. Globaal een groot gebied tussen Boerendanserdijk- Campherbeeklaan- Nieuwe Vecht lag er toen braak. Net als in mijn “archeologische tijd”, toen ik die bijna 200 locaties bezocht, was volgens de “kenners” alles dat buiten de stadsgracht gebeurde niet interessant. Daar kreeg ik mee te maken maar zoals u in mijn Z.A.D.1 hebt kunnen lezen en in mijn waterartikelen blijken de gegevens die ik tijdens de onderzoeken in de buitengebieden vond, van grote invloed te zijn op de ontstaansgeschiedenissen van waterstromen en de bewoningsgeschiedenis in deze omgeving. Daarom was een archeologisch onderzoek, nadat de Emmaüskerk aan de Campherbeeklaan was afgebroken, zeer interessant geweest voor de vroege geschiedenis van Berkum. Nog een tip als u mijn mening niet geloofd dat er heel vroeger meer aan de hand is geweest met onze kustlijn en water dat ons land teisterde. Meer achtergrondinformatie.

En als u toch bezig bent om mij te controleren neem dan even de moeite om mij op de Botlek 30 te verrassen met een bezoek (na afspraak). Dan kunt u tientallen foto’s bekijken die ik gemaakt heb vanaf de 80er jaren van de vorige eeuw tijdens werkzaamheden aan wegen, dijken en bouw van bedrijven/woningen en mijn opgravingen tussen Dalfsen en de Nieuwe Wetering. Dan kunt u met mijn uitleg zelf constateren dat de Geologische Dienst op z’n kaarten heel wat anders aangeeft dan dat er in werkelijk op die plekken te zien is. U heeft daar t/m half 2025 de tijd voor want daarna gaan al mijn gegevens in de versnipperaar en zullen scherven en monsters van veen en klei in de containers verdwijnen.

Dat de problematiek van overstuiving en blokkering van waterstromen niet alleen in Zwolle en z’n omgeving heeft plaats gevonden heeft u kunnen lezen in de artikelen die in 2024 verschenen zijn over de ontdekking van een zijtak van de Nijl in Egypte. In het kort: wetenschappers zijn er nu pas achter gekomen, nadat zij zich vele eeuwen afgevraagd hadden hoe de aanvoer van materiaal voor de 31 piramiden en de proviand voor de vele duizenden arbeiders/slaven aangevoerd was. Een toegangsweg of een waterstroom ontbrak en daarom werd er eindelijk eens een onderzoek ingesteld in de omgeving van die piramides naar de ondergrond door middel van satellietbeelden, sonderingen en boringen. En wat bleek? Een 64km lange zijtak van de Nijl kwam in beeld. Dicht gestoven tijdens een hevige droogte 4200 jaar geleden! Raadsel opgelost? IK vind het niet vreemd dat dit gevonden werd. Ik probeer al tientallen jaren om U de problematiek van droogte en zandverstuivingen uit te leggen. Hopelijk duurt het geen 4200 jaar om mijn vondsten over stuifzanden en dicht gestoven beddingen en de daaruit vloeiende feiten en conclusies te erkennen. Alvast bedankt!!

Opmerkelijke actie van een bewoonster/geïnteresseerde uit Berkum: Nettie Roes.

Ik ontving in april 2019 van Nettie Roes een mail waarin ze uitlegde hoe moeilijk het was om te weten te komen wie eigenaar was van het informatiebord dat bij het “Nieuwe Verlaat” was geplaatst. ( Dat bord had ik ook al jaren geleden in mijn artikel “Nieuwe Vecht” geplaatst) Zij vond namelijk dat er wat onduidelijkheden op het bord waren te lezen en wilde daarover meer uitleg. Het ging er namelijk over dat in de tekst stond “begin van de vorige eeuw”. Het was een tekst over de bewoners van de sluiswoning. Zij vroeg zich af “is de vorige eeuw begin 1900 of als het bord al voor 2000 geplaatst was het dan niet begin 1800 zou zijn?” Daarom wilde zij weten wanneer het bord daar geplaatst was. Zij interesseerde zich ook voor de huidige bewoners (fam. Koezen) van de sluiswoning en wilde graag contact met ze hebben.


Afbeelding 20
Hier het bord dat omstreeks, zie de gegevens hieronder in de tekst, rond 2015 geplaatst zou zijn naast het “Nieuwe Verlaat” met een voor Nettie onduidelijke tekst.
In mijn waterartikel “Nieuwe Vecht” heb ik daar de volgende tekst ondergezet die nu ook weer van toepassing is. “Ondanks mijn pogingen om aandacht te trekken voor de teksten in o.a. WW1 en (Z.A.D. 1 1989) hebben auteurs en journalisten geen moeite gedaan om de “Geschiedenis aan te passen‟.

Nettie heeft al vanaf begin 2019 bezoeken gebracht aan Waterschap, gemeente Zwolle en later aan het Historisch Centrum Overijssel (HCO). In eerste instantie ving zij bot maar bij een later bezoek ontving zij van het HCO de link naar mijn site en naar het artikel WW2/Vecht. Tevens is zij contact blijven houden met Henk v/d Werf, adviseur van de Monumentendienst van de gemeente Zwolle.
Mijn opmerking:: door het geven van het adres en link naar het artikel op mijn site blijkt dat mijn artikelen gelezen zijn maar dat er weinig mee gedaan wordt zoals u zo langzamerhand wel in de gaten zult hebben!

Maar we gaan verder: omdat mijn vrouw Netty de familie Koezen, bewoners van de sluiswoning, goed kende wat uitgezocht. Lammert Koezen overleed in 2016 en toen Netty zijn vrouw Adri in april 2019 belde vernam zij van Adri dat de sluiswoning al vanaf 1600! in familiebezit was geweest. Met wat uitleg Nettie die gegevens toegezonden. Meteen maar aangegeven” Laten ze dan meteen bij de gemeente Zwolle vermelden dat vóór 1600 er al eerder een water op die plek heeft gestroomd zoals in mijn artikelen, met bewijzen, te lezen is”.

Bijna een jaar later ontving ik weer een mail van Nettie:
Hallo Egbert,
Eindelijk ben ik erachter. In december ben ik bij de bloemenkwekerij geweest en heb gesproken met de zuster en zwager van Lammert Koezen. Die hebben me verteld dat het bord inderdaad in deze eeuw geplaatst is en dat het er pas een paar jaar staat. De heer Van der Werf van de gemeente heeft me nu het volgende laten weten: “Geachte mevrouw Roes, Bedankt voor uw bericht. In de eerste helft van het volgend jaar gaan wij enkele ANWB borden in de stad vervangen. Wij zullen dit bord dan vervangen door en met een andere tekst.”
Ik heb hem een mail gestuurd met jouw aanvullende mededeling over het water vóór 1600 en hem aanbevolen contact met je op te nemen. Voor mij is het nog niet afgelopen, eerst wil ik het nieuwe bord bekeken hebben.
Met vriendelijke groet, Nettie Roes.

Dhr. v/d Werf heeft nooit contact met mij opgenomen! Tja!
31 augustus 2021 ontving Nettie een mail van dhr. v d Werf met daarbij een afbeelding van het bord met aangepaste tekst. 19 september 2022, een jaar later!, is het nieuwe bord geplaatst. Op het bord is de geschiedenis van het Nieuwe Verlaat te lezen en dat er een kanaal gegraven is in 1497! Hieruit blijkt wel weer dat niemand zich bezig heeft gehouden op welk moment of welk stuk van de Nieuwe Vecht is gegraven. Geen tekst/info meer over de sluiswoning/bewoners. In ieder geval is het oude bord met daarop de tekst dat de Nieuwe Vecht pas na 1600 gegraven zou zijn, verdwenen.

Dat ambtenaren traag zijn is bekend maar dat je de klacht van Nettie na 3 jaar pas oplost vind ik een kwalijke zaak. Al 35 jaar zijn mijn gegevens over de waterloop op de plaats van wat wij de Nieuwe Vecht noemen bekend maar nooit is daar wat mee gedaan. Dus Nettie, 3 jaar wachten valt nog wel mee! Of zal die 3 jaar wachttijd er mee te maken hebben dat de auteurs hun artikelen voor het tijdschrift nummer 4 van de Historische Vereniging Zwolle aan het voorbereiden waren en mijn conclusies in mijn artikelen ze niet uitkwam? Daarom ook geen literatuurlijst? Of had men niet de kennis in huis die ik wel had? Of zie ik te vaak beren op mijn weg? Waarom dan niet even met mij contact opnemen Hr. v/d Werf?




Afbeelding 21



Afbeelding 22


Deze positieve oplossing voor Nettie lijkt mij het moment om de discussie over of er wel of niet een oudere waterverbinding is geweest van voor 1500, af te sluiten. Van mij zullen ze na dit artikel geen last meer hebben want om nog meer onderzoek te doen en dus meer tijd er in te stoppen heeft gezien de ontkenning van al mijn onderzoeken geen zin meer. Maar weet wel dat er in het verleden artikelen gepubliceerd zijn met fouten/ aannames die twijfelachtig zijn met conclusies i.v.m. ontstaansgeschiedenis van stad en waterstromen. Maar ja, prestige’s blijken belangrijker te zijn dan waarheid!
Voor diegene die willen weten waar IK mijn gegevens/teksten vandaan heb gehaald verwijs ik naar de artikelen op deze site waar de literatuurlijsten in aanwezig zijn.

Egbert Dikken, juli 2024.